Heidevogels

Brand Kalmthoutse Heide grootste ecologische ramp ooit in Vlaanderen

De brand op de Kalmthoutse Heide is de grootste ecologische ramp ooit in Vlaanderen. Dat meldt het Agentschap voor Natuur en Bos. Het vuur heeft een recordaantal hectare uniek Europees natuurgebied verwoest. Ongeveer 600 hectare heide ging in de vlammen op. Het is de eerste keer dat zo'n oppervlakte verloren gaat. Het vuur hield vooral huis in de droge en natte heide, die allebei Europees beschermde habitattypes zijn. Het zal jaren duren eer het natuurgebied hersteld is, maar de kans dat bepaalde zeldzame plant- en diersoorten die typisch zijn voor de unieke heidevegetatie zullen weerkeren, is klein.

Uitblijven onderzoek uitsterven Korhoen frustreert GroenLinks

Op de Sallandse Heuvelrug is de Korhoen Tetrao tetrix met uitsterven bedreigd. De vogel legt eieren die uitkomen, maar om onbegrijplijke reden blijft geen kuiken daarna in leven. Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer willen graag de reden achterhalen, maar volgens GroenLinks geeft tot op heden de provincie Overijssel geen toestemming voor onderzoek. GroenLinks Statenlid Robert Jansen vraagt morgen in de vergadering van Provinciale Staten om opheldering en verzoekt de oorzaak van de sterfte onder Korhoenkuikens op de Sallandse Heuvelrug alsnog te onderzoeken.

Sinds 1975 zijn de landelijke aantallen van de watersnip met bijna driekwart teruggelopen

Sinds 1973-1977 is het verspreidingsgebied van de watersnip Gallinago gallinago sterk gekrompen. De soort is zo goed als verdwenen uit Limburg, en sterk afgenomen in Noord- en Zuid-Holland, het rivierengebied, Midden-Nederland en Noord-Brabant. Ook in Friesland en Drenthe waar van oudsher de vroegere bolwerken te vinden zijn is de soort deels verdwenen. De huidige verspreiding van de watersnip is voor het grootste deel beperkt tot de veenweidegebieden van Friesland, Noordwest-Overijssel (met als belangrijk bolwerk de omgeving van Giethoorn en Wanneperveen) en Noord-Holland (Zaanstreek), naast sommige beekdalen in Drenthe. Ook in veel andere delen van Europa ging de watersnip in de jaren 1990 achteruit (gegevens Birdlife International, zie bijlage). De soort staat op de rode lijst van Duitsland als met uitsterven bedreigd. Het hoofdvoedsel bestaat uit onder het bodemoppervlak levende wormen, insectenlarven en andere ongewervelden.

De korhoen is in de Benelux door een gebrek aan insecten zo goed als uitgestorven

Toen de woeste gronden in Oost-Nederland werden ontgonnen ontstonden er uitgestrekte heidevelden waar korhoenders goed gedijden. In 1949 waren er nog ten minste 2875 hanen van de korhoen Tetrao tetrix in Nederland. De soort is sindsdien zo goed als uitgestorven. In 2002-2007 broedden nog slechts 15 - 23 paar in Nederland, terwijl dit er in 1976 nog meer dan 400 waren. Alleen in Overijssel op de Sallandse Heuvelrug leeft nog een kleine groep, die echter ook nauwelijks stand weet te houden. In 2006 werden 23 hanen geteld, in 2007 nog 15 hanen, in 2008 nog 12 hanen, en de laatste tellingen van korhoenders van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten wijzen op nog slechts zeven hanen en vermoedelijk evenveel hennen.

A Disaster in the Making: A new book on the hazards of imidacloprid

A 72-page 2010 publication raises new and troubling questions about a widely used insecticide's potential for harm to bees, beneficial insects, and bird populations. Using imidacloprid as an example, Dutch toxicologist Dr. Henk Tennekes reports on the hazards of imidacloprid to insects and birds. Imidacloprid is a neonicotinoid chemical, and has systemic action in plants. Other European researchers have linked this insecticide to significant risks for honey bee populations, including possible links to Colony Collapse Disorder.

Dr. Tennekes' findings indicate that imidacloprid (and possibly other neonicotinoid-type insecticides) can bind irreversibly to critical receptors in an insect's nervous system. If these receptors are permanently blocked, the insecticide would not follow a typical dose-response curve. He provides evidence that long term low level to imidacloprid exposure can lead to neurological problems and eventual death of insects.

Studies have shown imidacloprid to be highly persistent in the environment (RCC Compendium of Pesticide Information). In his book, Tennekes presents data showing that imidacloprid has contaminated most of the waterways in the Netherlands.

Systemic activity in plants combined with long-term persistence in the environment and toxicity at low concentrations can be a dangerous combination. Many vulnerable species over large areas could be exposed to this insecticide on land, in surface water following runoff from treated areas and in groundwater due to its potential for leaching through certain soil types.

Several previous studies have shown that imidacloprid is highly toxic to various forms of wildlife, including honey bees, certain beneficial insects, upland game birds, and crustaceans

Tennekes further suggests that imidacloprid has led to a general decline in the insect populations in the Netherlands, and this lack of food in turn has been responsible for declines in bird populations.

The decline of the Whinchat and Northern Wheatear on Dutch heath land relates to decline of ground beetles

The Dwingelderveld National Park, located in the province of Drenthe in the north-eastern part of the Netherlands, is a heath and woodland reserve of 3,700 hectares, with 1500 ha of wet heath land, which makes it the largest wet heath land in western Europe. Sjouke van Essen surveyed the ground beetles (Coleoptera : Carabidae ) on 38 locations in the Dwingelderveld reserve in 1991 and 2008, in exactly the same manner, and observed a massive decline in the number of caught ground beetles, from 45,000 (94 species) in 1991 to 15,000 (79 species) in 2008. Within the same period there was a dramatic decline of the insectivorous Whinchat Saxicola rubetra (from 35 pairs in 1989 to 6-14 pairs in 1998-2003) and Northern Wheatear Oenanthe oenanthe (from 33 pairs in 1993 to just 3 in 2003) in the Dwingelderveld reserve.

De duinpieper en draaihals kunnen zich ook op de Veluwe niet handhaven en verdwijnen als broedvogels

De afname van het aantal broedende duinpiepers Anthus campestris in Nederland is in de tweede helft van de jaren negentig in een versnelling gekomen. Aanvankelijk namen vooral de aantallen buiten de twee belangrijkste gebieden af, maar daarna zijn ook deze populaties op de Veluwe (het Kootwijkerzand en het Harskampse Zand) voor de bijl gegaan. In 2003 werd nog slechts één territorium gevonden, in 2004 voor zo ver bekend geen enkele. Het dieet van Duinpiepers omvat een breed spectrum van vooral kleine insecten en andere ongewervelden. Het broedgebied van de draaihals Jynx torquilla in Nederland is ook geconcentreerd in de centrale en zuidelijke Veluwe (Kootwijkerzand, Harskampse Zand, Planken Wambuis en de Zuidoost-Veluwe). Sinds 1973-1977 is het aantal paren met 60-75% gedaald en de afname zet nog steeds door, ook in de resterende broedgebieden op de Veluwe. Over de periode 1994-2003 vertoont de landelijke trend een sterke afname. Het voedsel van de draaihals bestaat uit mieren en mierenpoppen.

Kuifleeuwerik, paapje en tapuit verdwijnen als broedvogels uit Vlaanderen

Net als het paapje Saxicola rubetra staan ook de tapuit Oenanthe oenanthe en de kuifleeuwerik Galerida cristata op het punt als broedvogels uit Vlaanderen te verdwijnen. Rond het midden van de jaren '70 werden van de tapuit minstens een 230-tal paren in Vlaanderen geteld, in 1980-1982 nog ongeveer 170 paren, maar vanaf 1985 komen de schattingen niet meer boven de 50 paar uit en in 2003-2005 schommelde de populatie jaarlijks rond 8-12 paren. Het paapje kende sinds de jaren '60 en '70 (toen de populatie in Vlaanderen op 300 paar werd geschat) een dramatische achteruitgang van minstens 90%: schattingen voor 1985-1988 en 1989-1991 leverden resp. 20 en 9-17 paar op en in 2005 waren broedgevallen zeer zeldzaam geworden. De huidige totale Vlaamse populatie van de kuifleeuwerik wordt op maximaal 20-25 paren geschat.

De Tapuit verdwijnt als broedvogel uit de Benelux

Rond 1960 hebben naar schatting 2.500 - 3.000 tapuiten Oenanthe oenanthe in Nederland gebroed en in de periode 1973-77 was de soort als broedvogel nog steeds wijd verspreid in Nederland. De tapuit broedde niet alleen in heidevelden, veengebieden en duinen maar ook in cultuurland op de zandgronden. Vanaf de jaren tachtig begint de verspreiding snel ijler te worden waarbij aanvankelijk vooral leemtes ontstaan in de kleinschalige agrarische landschappen in Drenthe, de Friese zandgronden, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg. Tot in de '80er jaren was de tapuit nog een wijdverbreide broedvogel in de kustduinen. Vanaf 1990 is er een verdere zeer sterke afname van >5% per jaar van broedende tapuiten en in 1998-2000 was de tapuit verdwenen uit de Zuid- en Midden-Nederlandse heide- en stuifzandgebieden.

Het paapje komt door het gebruik van pesticiden nauwelijks meer voor in het boerenland

In 1960 omvattende de Nederlandse populatie van het paapje Saxicola rubetra 2.500-4000 paren. De huidige aantallen liggen ruim 80% lager. Ook vanaf 1990 is er een significante afname. Voor het paapje is een ruim en gevarieerd insectenaanbod cruciaal. Deze vogelsoort is verdwenen uit het agrarische cultuurland en de duinen. Uit recent onderzoek van Wageningen Universiteit en acht andere Europese universiteiten is gebleken dat het gebruik van pesticiden, zoals in de intensieve akkerbouw, een negatief effect heeft op de biodiversiteit van wilde planten, loopkevers en broedvogels. Ook voor een aantal afzonderlijke broedvogelsoorten waaronder het paapje bleken insecticiden en fungiciden de doorslaggevende factoren te zijn. Het voorkomen van het paapje is nu geconcentreerd in hoogvenen, vochtige heidevelden en natte graslanden in het noordoosten van het land (Drenthe, Oost-Groningen, Zuidoost-Friesland). In het Bargerveen nam het aantal territoria af van van 11 tot 18 in de periode 2000 tot 2003 naar 6 in 2009; in het Drents-Friese Wold nam het aantal territoria af van 9 tot 21 in de periode 2000 tot 2003 naar 9 in 2009.