Vogels houden van biologisch

Het ouderwetse gemengde bedrijf: daar voelden vogels zich echt thuis. De nieuwe, grootschalige landbouw van de afgelopen halve eeuw heeft vogels verjaagd. Nu zachtjesaan het biologisch boeren terrein wint, zien we ook de vogelstand voorzichtig aantrekken. Biologisch is niet alleen logisch, maar ook gunstig voor de biodiversiteit. En daar moeten vogels het van hebben. Weten de boeren Benedictus, Peters en Busger. De veldleeuwerik Alauda arvensis, de kneu Carduelis cannabina, de kieviet Vanellus vanellus, de groenling Carduelis chloris en de grauwe gors Miliaria calandra doen het beduidend beter op biologische akkers.

Roeken, spreeuwen en meeuwen; als boer Fokke Benedictus die in flinke aantallen op zijn weidegrond zag landen, dan hield hij zijn hart vast. Het zou kunnen duiden op een emelten-explosie. Daar ben je goed klaar mee als boer. Emelten zijn de forse larven van de langpootmug. Ze vreten graswortels en ze doen dat héél radicaal. “Je kunt het gras zó wegvegen, het zit nergens meer aan vast,” verklaart Benedictus. Het was vooral in zijn eerste jaar van biologisch boeren dat hij, achter de koffie aan de keukentafel, wantrouwig naar het land aan de overkant van de weg keek. Die angst had hij nooit eerder gehad; er was immers parathion. Daar kon je een olifant mee dood krijgen en emelten was je er zeker snel mee kwijt.

Maar sindsdien zijn er al acht biologische jaren verstreken en een emeltenplaag is hem bespaard gebleven. “Je kan het niet bewijzen, maar ik denk toch dat de vogels en de grote biodiversiteit daar iets mee te maken hebben. Want sinds we niet meer spuiten en geen kunstmest meer gebruiken hebben we wél meer leven in het land, maar tot nu toe nog nooit een plaag van het een of ander. Dát doet biodiversiteit.”

Benedictus heeft zijn wijsheid niet uit boekjes, maar uit nuchter waarnemen. Toch stapelen ook op papier de bewijzen zich op dat biologisch boeren gezonder is voor de mens, voor het land, voor de natuur en voor vogels in het bijzonder. Vooral de Britten hebben er onderzoek naar gedaan. Afgelopen augustus werden de resultaten gepresenteerd van de grootste studie op dat gebied. De cijfers logen er niet om. Op biologische landbouwbedrijven komen 32% meer vogels, 35% meer vleermuizen en ruim twee keer zoveel wilde planten voor als op conventionele bedrijven. Volgens de onderzoekers is er direct verband met het níet gebruiken van verdelgingsmiddelen en kunstmest. Een derde factor vormen de hagen op het land. Biologische boerderijen tellen ruim 70% meer hagen dan conventionele. En zelfs de meest bescheiden vogelkenner weet het: zangvogels zijn gék op heggen en hagen. Maar ook: waar zangvogels zijn, daar vind je zeker roofvogels.

In Nederland is nog maar weinig onderzoek gedaan, maar wát we weten loopt parallel aan wat de Britten en Denen al hebben uitgevonden. Bij hen zijn het de veldleeuwerik Alauda arvensis, de kneu Carduelis cannabina, de kieviet Vanellus vanellus, de groenling Carduelis chloris en de grauwe gors Miliaria calandra die het beduidend beter doen op biologische akkers. Onderzoek in de Flevopolder laat zien dat dit bij ons in elk geval opgaat voor de veldleeuwerik, de kieviet en de kneu.

Biologisch boeren is beter voor het milieu, beter voor het vee, beter voor de natuur en – niet het minst belangrijk – beter voor de consument. Toch wil het in Nederland nog niet erg vlotten met de branche. Voor een deel ligt dat aan de Hollandse zuinigheid; biologisch (of EKO) is bijna altijd duurder. Maar het ligt ook aan te weinig support. Een aantal grote natuurorganisaties heeft besloten daar wat aan te doen. Biologisch boeren past bij de doelen die zij nastreven: het beschermen van de natuur en van bedreigde soorten in het bijzonder.

Daarom hebben deze organisaties een convenant getekend met branche-organisatie Biologica. Ook Vogelbescherming Nederland heeft dat gedaan. Hoofd Communicatie Kees de Pater: “We zien hoe de natuur te lijden heeft van de almaar intensiverende landbouw. We willen in Europa naar een duurzame landbouw, in harmonie met de omringende natuur. Waar weide- en akkervogels een goede plek in hebben, waar de biodiversiteit terugkeert die nodig is voor een gezond evenwicht in de natuur. Daarom staan we van harte achter het produceren en consumeren van biologische producten.”

Hoog opgeschoten gras, tot vlak bij de fruitbomen, die keurig strak in het gelid staan. Overal ritselt het, je hoort gezoem en gefladder en twietende kreetjes. Vage flitsen van vogels, maar lastig om er een op het netvlies vast te houden. Toch is het overduidelijk; het bárst hier van de vogels.

“Vogels vormen, samen met de faunahagen rond onze boomgaarden, de belangrijkste verdediging tegen plagen,” legt biologisch-dynamisch fruitteler Harmen Peters uit. “Wij spuiten niet, terwijl we toch een groot risico van insectenplagen lopen. Want een boomgaard is en blijft een monocultuur en dat is vragen om problemen.” Het gaat niettemin al twaalf jaar goed. Al is het soms kantje boord. Deze zomer stond Peters met hulptroepen klaar; afwasborstel en emmertje sop in de aanslag. De bloedluis leek toe te slaan. Als je niet wilt spuiten moet je de kolonies wegboenen. Maar gelukkig sloeg het weer om en de rest werd gedaan door insecten en vogels.

“Die faunahagen zijn cruciaal,” legt Peters uit. “Ze bieden voedsel en een schuilplaats aan vogels, zoogdieren, wespen, bijen en hommels. Vogels en sommige soorten insecten vormen een buffer tegen schadelijke insecten; die worden gewoon opgevreten. Voor de gezondheid van onze boomgaarden zijn we heel sterk aangewezen op deze verdedigingsgordel.” De hagen zijn speciaal voor dat doel aangeplant. Zónder hagen zouden hier aanmerkelijk minder vogels voorkomen. “Oók minder roofvogels,” zegt Peters: “We maaien het gras alleen vlak onder de fruitbomen. Verder schiet het overal hoog op en het is heel kruidig. Dat trekt gunstige insecten, goed voor de bestuiving. Maar ook veel muizen en dat hebben roofvogels snel door.”

Peters is ook trots op ‘zijn’ nestelende kerk- en steenuilen en op de twee buizerdparen die op zijn terrein foerageren. De plaatselijke vogelwerkgroep verzorgt een aantal torenvalkkasten en ringt jongen. “Ik ben geen echte vogelkenner maar ik zie hier wel de groene en de grote bonte specht rondflitsen, de elzenhagen zitten vol met koolmeesjes en goudvinken en putters. Overal kwikstaartjes en dan hebben we nog ooievaars en reigers die natuurlijk ook graag een muis verschalken.”

Het geheim zit in biodiversiteit, weet Peters. “Dat is de sleutel tot gezond boeren en een vanzelfsprekende aansluiting met de natuur rondom het boerenbedrijf. Tot de jaren negentig had Peters ‘gangbaar’ geboerd. Maar eigenlijk lag zijn liefde bij het ‘natuurlijk’ boeren, zoals zijn opa dat deed. Werken met een zaaikalender en met stalmest. Kunstmest moest nog worden uitgevonden. Een rapport van bureau Beerenschot over de toekomst van de landbouw haalde Peters over de streep.

De keuze werd hem makkelijker gemaakt door provinciale plannen met het gebied waarin zijn bedrijf ligt: in oud rivierengebied, bij Lobith, waar ‘de Rijn ons land binnenkomt’ zoals iedereen heeft geleerd. Dit gebied moest natuur worden, niet toegankelijk voor mensen. Het plan bleek onbetaalbaar. Een ecologisch boerenbedrijf was heel wat realistischer en diende de natuur bijna net zo goed. En zo gingen Harmen en zijn vrouw Carla van harte biologisch-dynamisch. Ze schakelden ook snel over van akkerbouw naar fruitteelt, want dat had Harmen altijd al mooier gevonden. Met vijftien collega’s in de omgeving doet hij sindsdien aan cross-docking: ze verkopen elkaars producten in hun boerderijwinkels. Peters heeft een complete supermarkt en daar leeft het gezin van.

Het is bijna hetzelfde verhaal als van Fokke Benedictus die in het oosten van Friesland boert. Benedictus was altijd al zuinig met de spuit, maar hij ‘ging definitief om’ op het jubileumcongres van de 100-jarige Vogelbescherming. “Er waren zóveel sprekers met sterke presentaties over de biologische landbouw als de toekomst, dat ik dacht: ‘Dan moet ik daar bij zijn en beter morgen dan overmorgen’. Ik heb SKAL de zaak laten doorrekenen en er zat zelfs een klein plusje in.” Al een jaar later was Benedictus gecertificeerd en twee jaar later ruilde hij zijn melkvee in voor goed vleesvee: Limousins. “Eigenlijk had ik dat stiekem altijd al gewild.” Hij heeft een ‘slagerij’ aan huis en verkoopt op bescheiden schaal producten van biologische collega’s. Op de minicamping achter de boerderij fotograferen de gasten elkaar naast de goedmoedig ogende Limousins.

Het nieuwe boeren is natuurmens Benedictus op het lijf geschreven. Hij spant zich al heel lang voor de goede zaken in. Het behoud van de singels bijvoorbeeld, die zo kenmerkend zijn voor de zandgronden van Oost-Friesland. Zelf heeft hij bijna vijf kilometer begroeide wallen en elzensingels langs zijn weidepercelen. Ze hebben, net als de sloten elders in het land, de functie van afscheiding. Maar op een heel andere manier dan gezonde sloten zijn singels ook een paradijs voor beesten en beestjes. Benedictus: “Voor héél veel leven. Biodiversiteit, echt; daar draait het allemaal om.” En vogels zijn de maat. Is er veel klein leven, dan hangen er ook veel vogels rond. “Ik ben hartstikke blij met dat convenant.”

Zo even uit zijn hoofd? “Nou... de wulp, watersnip, zwaan, reiger, alle weidevogels, de ijsvogel en de boomkikker. Oh, je verstond ‘boomklever’? Ja, die hebben we ook hoor.” Gerard Busger, biologische boer in het stroomgebied van de Regge (Zuid-Twente) noemt zichzelf al evenmin als Benedictus en Peters een vogelkenner. Maar hij weet wel dat zijn landerijen véél vogelrijker zijn sinds hij biologisch boert. Voor een deel is daar bewust aan gewerkt: er zijn kasten voor kerk- en steenuilen geplaatst en ooievaarsnesten op hoge palen.

Maar het meeste komt ‘vanzelf’ als de keuze voor biologisch eenmaal is gemaakt. “Als je niet meer spuit en minder maait, brullen de kruiden en andere planten waar vogels van houden de grond uit. Die beesten hebben dat heel gauw in de gaten. Het bodemleven gaat er ook stukken op vooruit.”

De kwaliteit van dat bodemleven was voor Busger en zijn gezin (“We hebben alles samen besloten.”) één van de twee redenen om biologisch te gaan. “Tussen de jaren zestig en negentig is het gehalte aan organische stof in de zandgrond hier ernstig teruggelopen: van 4,5 naar 1,5 procent. Hoe lager het gehalte, hoe slechter meststoffen worden vastgehouden.” Steeds schralere grond dus en zorgwekkende uitspoeling naar het oppervlaktewater. Vooral de teelt van het veevoeder snijmaïs heeft daar aan bijgedragen. Er moest duidelijk iets anders met de grond gaan gebeuren.

Een tweede reden voor biologisch boeren was de aanwijzing van het gebied als ecologische verbindingszone in de Ecologische HoofdStructuur (EHS). “In zo’n gebied, met alle beperkingen, kun je niet meer voor de vrije markt en een lage kostprijs boeren,” stelde Busger vast.

Hij heeft nog wel steeds een gemengd bedrijf: vijftig melkkoeien, wat jongvee en een koppel vleeskoeien. Daarnaast zo’n twintig fokzeugen waarvan de biggen op de boerderij blijven tot ze slachtrijp zijn. De koeien lopen in een deel van de vijftig hectaren natuurgebied die Busger beweidt voor Natuurmonumenten en het Overijssels Landschap. Op vijftien hectare akkerland verbouwt hij nu winterrogge of zomergerst als veevoer. “We zijn nagenoeg selfsupporting op het eigen bedrijf; alles wat hier gebeurt maakt deel uit van een sluitende kringloop.” De dertig hectare eígen grond wordt gekenmerkt door zomen, houtwallen en hagen. Van zo’n 8,5 hectare is de bestemming ‘natuur én retentiegebied’.

Gemengde bedrijven zijn ideaal voor vogels, zo blijkt uit diverse studies. Het heeft weer alles te maken met biodiversiteit. Hetzelfde geldt voor kruidenrijke akkerranden, houtwallen en andere elementen zoals poelen. Patrijs, graspieper, geelgors en grasmus zijn er blij mee.

Maar misschien moet het profijt van de natuur in het algemeen en vogels in het bijzonder niet direct gezocht worden in aantallen vogels van al of niet bedreigde soorten. Busger, Benedictus en Peters hebben heel verschillende bedrijven, maar komen tot dezelfde conclusie: biodiversiteit is de sleutel tot natuurlijker verhoudingen in ons landschap. Daar voelen mens, dier en plant zich lekkerder bij.

“We waren teveel farmer, teveel ondernemer,” zegt Busger. “Het is mooier om paysan, landman, te zijn. Je kijkt anders naar flora en fauna, je accepteert meer. En daar word je lekker rustig van. Maak u geen zorgen, we kunnen er ook nog aardig van rondkomen.”

Kijk ook op www.vaneigenerf.nl en www.biologica.nl voor onder meer adressen bij u in de buurt en op www.nederlandgaatbiologisch.nl voor de relatie met Vogelbescherming.

door René de Vos
(Bron: Vogelbescherming Nederland)
http://natuur.webblad.info/Vogelsbiologisch.php