Ook reptielen kampen in het laaglandregenwoud van Costa Rica met een raadselachtige, maar razendsnelle achteruitgang

Niet alleen kikkers en salamanders, maar ook reptielen kampen in het laaglandregenwoud van Costa Rica met een raadselachtige, maar razendsnelle achteruitgang. Vergelijkbare reducties zijn voor amfibieën eerder gevonden in de hogergelegen tropische bossen van Centraal-Amerika en Zuid-Amerika. Maar de achteruitgang van de reptielen komt als een verrassing. Dat concluderen Amerikaanse biologen uit een inventarisatie van de dichtheid van deze diersoorten in een ongerept deel van het plaatselijke oerwoud. In het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences schrijven Steven Whitfield van Florida International University in Miami en zijn collega’s dat het aantal amfibieën en reptielen dat in het gebied op de grond leeft tussen 1970 en 2005 met 75 procent is afgenomen. Volgens de auteurs is het onwaarschijnlijk dat, zoals eerdere publicaties stelden, een schimmel het reptielenprobleem geheel kan verklaren. Reptielen hebben van die schimmel (Batrachochytrium dendrobatidis) geen last.

Reptielen zijn evenals de amfibieën koudbloedig gewervelde dieren, die waarschijnlijk zo'n 300 miljoen jaar geleden ontstaan zijn uit amfibieën. Deze overgang wordt gekenmerkt door een toenemende aanpassing aan het landleven. Reptielen zijn namelijk goed tegen uitdrogen beschermd en zijn voor hun voortplanting geheel onafhankelijk van water.
De enige in Nederland voorkomende reptielen zijn: hagedissen, slangen en hazelwormen. De huid van reptielen is geschubd, wat wil zeggen dat deze is opgebouwd uit beenplaatjes, die dakpansgewijs of naast elkaar gelegen zijn gerangschikt en met hoorn zijn overdekt. Tussen deze beenplaatjes zitten dunne rekbare stukjes huid om beweging mogelijk te maken. Ademhalen door deze dikke geschubde huid is dan ook onmogelijk, vandaar dat dit door longen wordt geregeld. De eieren van de reptielen zijn beschermd door een vochtdichte laag, die gevormd wordt door een stevige leer- of kalkachtige schaal. De bevruchting is in tegenstelling tot de amfibieën inwendig, voordat de schaal is gevormd. Sommige slangen en hagedissen dragen hun eieren zolang in het moederlichaam, dat de jongen zich geheel kunnen ontwikkelen. Op het moment dat het ei gelegd wordt of kort daarna, volgt de geboorte. Anderen daarentegen leggen hun eieren onder mos of in de losse grond waar ze door de warmte van de zon worden uitgebroed. De geboren jongen ondergaan geen gedaanteverwisseling zoals bij de amfibieën maar zijn direct reptielen in het klein. Reptielen houden net zoals amfibieën een winterslaap omdat ook zij koudbloedig zijn. Ze houden hun winterslaap vaak in groepen in een onderaardse holte of spleet. Dit gezamenlijk 'slapen' voorkomt warmteverlies. Een reptiel is wel beter in staat zijn eigen lichaamstemperatuur te regelen dan een amfibie, omdat hij zijn temperatuur volgens eigen voorkeur en binnen nauwe grenzen houdt, door naar behoefte afwisselend koude en warme plaatsen op te zoeken.

Bronnen: NRC, 19-04-2007
http://vorige.nrc.nl/thema_archief_oud/nieuwswetenschap/article1789829…
Jelle Hofstra / Verschenen in de Geaflecht (Natuurvereniging Gorredijk e.o.)van december 1983
http://www.geaflecht.nl/amfibieen_en_reptielen