Een onmiddellijke en complete ban op alle neonicotinoïden is de enige manier om natuurafbraak te verhinderen

Europa bant met ingang van januari 2014 het gebruik van 3 neonicotinoïden voor bloeiende gewassen. Dit deed ze nadat duidelijk werd dat deze pesticiden een supergif zijn voor bijen. Maar de maatregelen dreigen een maat voor niets te zijn. Nieuw onderzoek wijst immers uit dat de bijensterfte als gevolg van het gebruik van neonicotinoïden maar het tipje van de ijsberg is. Neonicotinoïden zijn systemische pesticiden die een erg lange halfwaardetijd hebben. Een deel van het gif wordt opgenomen door de plant, maar tot 90% spoelt weg naar de bodem en het water, waar het nog lang na de oogst actief blijft en schade aanricht. Naast bijen leggen ook libellen en patrijzen het loodje na inname van neonicotinoïden - ook andere soorten kunnen slachtoffer worden, vooral de ongewervelde dieren. Europa en België moeten een kosten-baten-analyse maken van het gebruik van deze pesticiden en hieruit hun conclusies trekken. Een onmiddellijke en complete ban op alle neonicotinoïden is de enige manier om natuurafbraak te verhinderen.

Pesticiden kunnen de ongewervelden uitroeien

Uit twee onafhankelijke studies in de vakbladen Proceedings of the National Academy of Sciences en The Journal of Applied Ecology blijkt dat diverse water- en bodeminsectensoorten verdwijnen door hoge – maar legale – pesticidenconcentraties in hun leefgebieden. De onderzoekers van de eerste studie vergeleken riviertjes die sterk met pesticiden waren vervuild met zuivere waterbiotopen: 23 in Duitsland, 16 in Frankrijk en 24 in Australië. In Europa bleek sterk gecontamineerd water 42 procent minder insectensoorten te bevatten dan schone rivieren. In Australië bevatten de stromen met de hoogste pesticidenconcentraties 27 procent minder soorten dan de niet-vervuilde. De onderzoekers vonden ook dat de daling in biodiversiteit vooral te wijten is aan het verdwijnen van bepaalde groepen die gevoelig zijn voor pesticiden, zoals libellen, steen- en eendagsvliegen. Het zijn belangrijke schakels in de voedselketen van vissen en vogels.

De verdwijnende zomertortel: van algemene broedvogel tot Rode Lijst-soort

Oudere waarnemers kunnen het zich nog herinneren: ochtenden met tientallen zingende zomertortels (Streptopelia turtur). Het slaapverwekkende koeren, een perfecte omlijsting van lome zomerdagen, was in bijna het hele land te horen. Daar is weinig van over. De monitoringgegevens van Sovon tonen een ontstellende afname aan. De zomertortel is een schaarse vogel geworden in Nederland. De eerste, voorlopige kaart van de nieuwe Vogelatlas laat zien dat de soort enorm achteruit is gegaan. Sinds 1984, en toen waren de eerste tekenen van achteruitgang al zichtbaar, werd de stand letterlijk gedecimeerd. Sinds de jaren 60 zelfs met 95 procent.

Onderzoekers van het UMC St Radboud publiceren de ontdekking van een nieuwe resistente aspergillusschimmel in Nederland

Ze hebben de schimmel niet alleen aangetroffen bij patiënten, maar ook in woonhuizen. Het is al de tweede resistente schimmelvariant die in korte tijd in Nederland is aangetroffen. Patiënten met deze resistente schimmels zijn moeilijk te behandelen. De onderzoekers vermoeden dat de resistente schimmel ontstaat door het gebruik van bestrijdingsmiddelen tegen schimmels in de leefomgeving, zoals bijvoorbeeld bij gewasbescherming in de landbouw. Omdat de middelen die daar worden gebruikt sterk lijken op de geneesmiddelen voor de behandeling van patiënten, zijn de geneesmiddelen vervolgens niet meer werkzaam. De behandeling van deze patiënten wordt dus ernstig bemoeilijkt, als de ziekte wordt veroorzaakt door deze resistente schimmel. In een reactie schrijft de toxicoloog Henk Tennekes dat de gangbare fungiciden in de landbouw en antimycotica in de geneeskunde derivaten van het triazool molecuul zijn, die op een vergelijkbare manier tegen schimmels werken. Wanneer de veelvuldige toepassing van triazolen in de landbouw resistentie veroorzaakt, zijn deze schimmels natuurlijk ook resistent tegen de triazolen die in de geneeskunde worden gebruikt, aldus Tennekes.

De kuifleeuwerik komt in Vlaanderen als broedvogel nauwelijks meer voor

De kuifleeuwerik Galerida cristata broedde midden jaren zeventig nog in de kuststreek, de Kempen en enkele kleinere kernen in stedelijke of geïndustrialiseerde gebieden. Het aantal broedpaartjes werd toen op 380 geschat. ‘Sindsdien neemt de populatie aanzienlijk af,’ zegt Dominique Verbelen op Natuurbericht.be. ‘Eerst werden de kleinere verspreidingsgebieden verlaten, maar ook in de kerngebieden ging het de soort niet voor de wind.’ Begin jaren negentig waren er nog 20 tot 25 paartjes in de Limburgse Kempen en 25 tot 30 in de Antwerpse Kempen. In de kuststreek telde we nog 62 tot 67 paren. ‘Midden jaren negentig was de Kempense populatie teruggevallen tot amper vijf paar’, zegt Verbelen. Ook de populatie aan de kust kreeg ook rake klappen. De soort viel van 150 paar midden jaren tachtig terug op 50 à 60 paren rond de eeuwwisseling. In de Westkust werden in 2007 amper zes broedpaartjes geteld en sinds 2008 broedde er geen enkele kuifleeuwerik meer aan de Oostkust.

Impossible c est pas français - Franse bio-branche in 5 jaar verdubbeld

Tussen 2007 en 2012 is het bio-landbouwareaal in Frankrijk bijna verdubbeld van 557.000 tot meer dan één miljoen hectare. In dezelfde periode is het aantal biologische boeren zelfs meer dan verdubbeld van 12.000 tot 24.500. Met een stijging van 6.400 tot 12.300 is het aantal verwerkers en detaillisten ook zeer positief ontwikkeld. De verkoop van biologische voedingsmiddelen aan consumenten steeg van 2 miljard euro naar 4,1 miljard euro. En al jaren neemt het gebruik van bioproducten in de catering toe. De omzet hierin is inmiddels gestegen tot 169 miljoen euro. Deze cijfers werden bij het begin van de twee weken durende actieperiode Printemps Bio aangekondigd (1 tot en met 15 juni). Dit gebeurde door Stéphane Le Foll, de minister van Landbouw.

Agrarisch natuurbeheer is een contradictio in terminis

Sinds 1960 zijn 3,3 tot 5,7 miljoen broedparen uit de Nederlandse agrarische gebieden verdwenen, een achteruitgang van 61 tot 73% bij 27 van de (voorheen) algemeen voorkomende weidevogels. Zo verloor de veldleeuwerik Alauda arvensis naar schatting 750.000 tot 1,1 miljoen broedparen (een afname van minstens 96%), gevolgd door de patrijs Perdix perdix (-93%), de zomertortel Streptopelia turtur (-92%), de ringmus Passer montanus (-93%) en de grutto Limosa limosa (-68%).

Gebruik van neonicotinoïden in Nederland - maar liefst 85 procent van het totale gebruik valt onder allerlei vrijstellingen

Het tijdelijke Europese verbod op drie voor bijen gevaarlijke bestrijdingsmiddelen heeft in Nederland nauwelijks effect op het grootschalige gebruik van deze middelen. Maar liefst 85 procent van het totale gebruik valt onder allerlei vrijstellingen. Dit blijkt uit een analyse die het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) uitvoerde in opdracht van Greenpeace. De milieuorganisatie wil dat de Nederlandse politiek stevigere maatregelen treft om de bijen en andere insecten te beschermen en pleit voor een totaalverbod op alle stoffen waarvan bekend is dat ze schadelijk zijn voor bijen en andere bestuivers. Dinsdag buigt de Tweede Kamer zich over de motie van de SP om het deelverbod op te rekken en meer toepassingen van de drie neonicotinoïden te verbieden

Giftigheid opnieuw bezien

Het begrip toxiciteit staat voor schadelijkheid, giftigheid van een stof. Het is een algemeen aanvaard idee dat toxiciteit alleen gekoppeld is aan de kwantiteit. Met andere woorden, iedere stof, hoe natuurlijk ook, kan giftig zijn voor de mens als je er maar genoeg van binnen krijgt (kwantiteit). Dit grondbeginsel wordt aangeduid als het Paracelsus paradigma, genoemd naar Philippus Aureolus Theophrastus Bombastus von Hohenheim (1493 of 1494 - 1541). In alle discussies omtrent de vermeende schadelijkheid van synthetische stoffen wordt dit grondbeginsel altijd weer gebruikt. Men hanteert zogenaamde ‘veilige’ doseringen, hoeveelheden die beneden de doseringen blijven die geacht worden toxisch te zijn. Nu staat of valt deze hele verdediging met de geldigheid van het uitgangspunt, nl. dat toxiciteit alleen een kwantitatief fenomeen is. Ten aanzien van dit uitgangspunt in de toxicologie bevinden we ons nu midden in een paradigma verschuiving. De Nederlandse toxicoloog Dr. Henk Tennekes heeft aangetoond dat genoemd uitgangspunt niet klopt én dat de gevolgen van die misvatting dramatisch zijn. De bekende Amerikaanse natuurkundige en wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn schreef over paradigma verschuivingen in 1962 zijn “The Structure of Scientific Revolutions”. Kern van zijn analyse is dat vooruitgang in de wetenschap vaak gepaard gaat met enorme weerstand van het wetenschappelijke establishment.

De verkoop van neonicotinoïden in Vlaanderen is in de periode 2007-2011 nagenoeg verdubbeld van 27.982 tot 50.212 kilo werkzame stof

Het aandeel bestemd voor privé-gebruik beperkt zich tot 2 procent. Dat blijkt uit het antwoord van Vlaams Minister-President Kris Peeters op een schriftelijke vraag van Dirk Peeters (Groen). De EU-Commissie besliste zoals bekend eind april om vanaf 1 december 2013 een tijdelijk verbod in te stellen op het gebruik van drie soorten pesticiden die tot de groep van de neonicotinoïden behoren en gevaarlijk zijn voor de gezondheid van bijen. Deze pesticiden (chlothianidine, thiamethoxam en imidaclopride) mogen van dan af nog enkel gebruikt worden in periodes waarin bijen niet actief zijn. Bovendien worden ze nog enkel voor professioneel gebruik toegelaten. Particulieren zullen ze niet meer in de handel vinden. Ook zaadbehandeling met deze producten is voortaan verboden.