De graslandvlinderstand is sinds 1990 met bijna 70% afgenomen

Binnen Europa gaan elf soorten graslandvlinders achteruit, zijn twee stabiel en van vier soorten is de Europese trend onzeker. Geen enkele soort blijkt duidelijk vooruit te gaan. De Europese Graslandvlinderindicator laat een voortdurende daling zien sinds 1990; in het onderzoeksgebied is de graslandvlinderstand sindsdien met bijna 70% afgenomen. Extensief beheerde graslanden, met een lage begrazingsdruk of hooilandbeheer en een minimaal gebruik van pesticiden en mest, bieden een ideale leefomgeving voor vlinders. In korte tijd verdwenen dergelijke graslanden uit het Nederlandse landschap door intensivering van de landbouw. Sindsdien zijn graslandvlinders hoofdzakelijk beperkt tot graslandvegetaties in natuurgebieden. Hetzelfde gebeurde in de landen om ons heen. In Oost- en Zuid-Europa komen deze extensief gebruikte graslanden nog op grote schaal voor, maar als ze vlak en voedselrijk zijn worden ze nu versneld omgezet in intensieve graslanden en akkers. Steile, natte, droge of anderszins minder productieve graslanden worden daarentegen verlaten (abandonment). Veel vlinders kunnen tijdelijk profiteren van het gebrek aan beheer en een paar jaar lang deze net verlaten graslanden in grote aantallen bevolken. Maar na verloop van tijd gaan struiken overheersen en blijft er uiteindelijk geen plaats over voor de rijke graslandflora en bijbehorende vlinderfauna.

Achteruitgang fytoplankton bedreigt hele voedselketen

De hoeveelheid fytoplankton is de voorbije decennia sterk achteruitgegaan, wat de volledige voedselketen in alle oceanen van de planeet bedreigt. De hoeveelheid fytoplankton, dat uit microscopisch kleine organismen bestaat, daalt gemiddeld met 1 procent per jaar. "Het fytoplankton speelt een cruciale rol in het ecosysteem van onze planeet. Het produceert 50 procent van de zuurstof die we inademen, het reduceert de koolstofdioxide en het is belangrijk voor de visserij. Een oceaan met minder fytoplankton zal anders functioneren", zegt onderzoeker Boris Worm (publicatie in de bijlage). Fytoplankton (algen) bestaat uit vrij in het water zwevend, microscopisch klein, plantaardig materiaal. Met behulp van fotosynthese is het fytoplankton in staat om kooldioxide om te zetten in organisch materiaal (biomassa). Daarmee vormt het de basis van de voedselketen in zoet water en in de zee. Fytoplankton is een belangrijke voedselbron voor allerlei dieren zoals zoöplankton en filtrerende bodemdieren. Deze organismen vormen weer een belangrijke voedingsbron voor vissen, zeehonden en bruinvissen. In de ondiepe wateren in de kustzones en estuaria wordt fytoplankton vooral begraasd (gegeten) door filtrerende bodemdieren als kokkels, mossels, strandschelpen en mesheften. Hoge dichtheden van deze bodemdieren houden het fytoplankton in het algemeen op een laag niveau. In de zee is het juist zoöplankton dat ervoor zorgt dat het fytoplankton niet overdadig aanwezig is.

De ringmus is op weg naar het einde

De ringmus (Passer montanus) wordt steeds schaarser in Nederland, zo blijkt uit de laatste peilingen van Sovon Vogelonderzoek Nederland. In de jaren zeventig was de soort nog een algemene standvogel in Nederland, nu is zijn aanwezigheid veel minder vanzelfsprekend. In de broedvogelatlas van 2002 werd een afname van zeventig tot negentig procent gerapporteerd; de aflopen tien jaar bedraagt de afname ongeveer zes procent per jaar. In de periode 1973 tot 1977 schatte men het aantal in Nederland indertijd op maximaal 750.000 broedparen. Daarmee was het een van de meest verbreide en algemeenste broedvogels in ons land. De ringmus was dan ook een echte karaktervogel van met name het oostelijke, hoger gelegen deel van Nederland. In de jaren zeventig nestelden ze ook in bossen, veelal in nestkasten: vaak tot ongenoegen van nestkastcontroleurs. Sinds de jaren zeventig is er heel wat veranderd. De ringmus verdween nagenoeg uit alle bosgebieden inclusief die in de duinen. De lokale dichtheden waren inmiddels sterk afgenomen, ook op het platteland van Hoog-Nederland. In de atlas die in 2002 verscheen, werd een afname van zeventig tot negentig procent in die gebieden gerapporteerd. Het landelijke aantal werd geschat op niet meer dan 150.000 broedparen. In dertig jaar tijd was de ringmus dus een heel stuk schaarser geworden. Nu mogen tellers blij zijn met een volkje ringmussen in hun atlasblok. De laatste ramingen voor het nog te verschijnen broedvogelrapport van 2011 laten een interessant en tegelijk droefgeestig beeld zien. Sinds de jaren negentig is onze populatie ongeveer gehalveerd. De afname in de afgelopen tien jaar bedroeg gemiddeld ruim zes procent per jaar.

Veel kenmerkende broedvogels, libellen en dagvlinders van de duinen gaan de laatste tijd achteruit

Veel vogelsoorten, waaronder vooral soorten van open duinen, zijn sinds 1990 achteruitgegaan. Veel dagvlinders komen in 1992 minder voor dan halverwege de vorige eeuw en een aantal soorten gaat ook na 1992 nog achteruit. De meeste dagvlinders komen vooral in de droge duinen voor; vlinders van vochtige duinvalleien zijn al lang geleden vrijwel verdwenen. Als geheel gaat de groep van libellen in de duinen sinds 1999 achteruit. De trend van drie soorten is nog onzeker en één soort, de paardenbijter vertoont een sterke achteruitgang. De larven van libellen komen alleen in zoetwater voor. Daarom zijn libellen in het duin gebonden aan de vochtige delen van het duin waar voldoende zoetwater is voor de voltooiing van de levenscyclus.

Waarschuwingen over de mogelijke rol van milieuverontreiniging met neonicotinoiden bij sterk dalende populaties van vogels, kikkers, egels, vleermuizen en andere insectenetende dieren zijn niet ver gezocht en moeten serieus worden genomen

Imidacloprid werd gevonden in 89% van watermonsters die werden genomen in agrarische gebieden van Californië, en in 19% van de monsters werd de maximaal toegestane concentratie van 1,05 microgram / L, zoals vastgesteld door Environmental Protection Agency (EPA), overschreden. In Nederland kwam imidacloprid in meetbare hoeveelheden voor in 30% van de 4.852 watermonsters die door Waterschappen werden verzameld tussen 1998 en 2007. Deze cijfers geven aan dat er inmiddels een wijdverbreide besmetting is van het oppervlaktewater met zeer langzaam afbreekbare (persistente) systemische insecticiden. Het eerste gevolg van deze besmetting is de geleidelijke vermindering, en mogelijk het verdwijnen van hele populaties van aquatische geleedpotigen in de getroffen gebieden. Aangezien de tijd de bepalende variabele bij dit proces is, kan er van worden uitgegaan dat, wanneer deze verontreiniging zich de komende jaren in het huidige tempo voortzet, de biodiversiteit en de functionaliteit van vele aquatische ecosystemen ernstig zal worden aangetast. Omdat deze organismen bovendien een primaire bron van voedsel voor een groot aantal soorten van gewervelde dieren zijn (bijv. vissen, kikkers en vogels), zal de uitputting van hun belangrijkste voedselbron onvermijdelijk indirecte effecten hebben op deze dierlijke populaties. Het geval van de patrijs (Perdix perdix) in Engeland is een voorbeeld van hoe een combinatie van herbiciden en insecticiden indirect de ondergang van een soort kan veroorzaken door de teloorgang van onmisbare voedselbronnen. Daarom zijn waarschuwingen over de mogelijke rol van milieuverontreiniging met neonicotinoiden bij de sterk dalende populaties van vogels, kikkers, egels, vleermuizen en andere insectenetende dieren niet ver gezocht en moeten serieus worden genomen.

Boerenlandvogels zagen sinds 1960 75% van hun broedpopulatie verdwijnen

De Vogelbalans 2012 is uit. Dit jaar gaat de Vogelbalans over vogels van het boerenland. Soorten als de veldleeuwerik (Alauda arvensis), patrijs (Perdix perdix) en zomertortel (Streptopelia turtur) laten een dramatische afname zien. Ze zijn het slachtoffer van de intensieve landbouw. Boerenlandvogels zagen sinds 1960 75% van hun broedpopulatie verdwijnen. Tot de slachtoffers behoren niet alleen de bekende weide- en akkervogels, maar ook soorten van het kleinschalige cultuurlandschap zoals we dat vooral in Oost- en Zuid-Nederland kennen. De grootste verliezer is de veldleeuwerik die sinds 1960 met 96% afnam. De melodieuze zang van deze voorheen alledaagse vogel is inmiddels op veel plaatsen verstomd. Over alle soorten samen becijferen we het verlies op 3,3 tot 5,7 miljoen broedparen. Geen enkele andere soortgroep kent in Nederland een dergelijke terugval. De belangrijkste oorzaak van deze verarming in biodiversiteit is een op maximale productie gerichte Europese landbouwpolitiek. Door ruilverkavelingen, schaalvergroting, ontwatering, vroeger en vaker maaien, gebruik van bestrijdingsmiddelen en verandering van het teeltplan zijn de leefomstandigheden van veel boerenlandvogels verslechterd.

Ondanks de medische vooruitgang zijn babyboomers momenteel minder gezond dan hun ouders op deze leeftijd waren

Obesitas en een gebrek aan beweging eisen hun tol, zo blijkt uit Amerikaans onderzoek. Slechts 13 procent van de babyboomers, die geboren zijn in de eerste twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog, verkeert op middelbare leeftijd nog in 'excellente gezondheid'. Toen hun ouders die leeftijd hadden, was 32 procent nog zo gezond. De babyboomgeneratie heeft een reputatie van actief zijn en het uitstellen van hun pensioen. Maar dat beeld leek niet overeen te komen met wat artsen in hun spreekkamers zagen", aldus hoofdonderzoeker Dana King van de West Virginia University School of Medicine. "Daarom besloten we hen te vergelijken met de generatie ervoor op diezelfde leeftijd." 39 procent van de onderzochte babyboomers (tegenwoordig tussen de 46 en 64 jaar oud) had ernstig overgewicht, wat een generatie eerder maar 29 procent was. Ongeveer 16 procent van de babyboomers heeft diabetes, in tegenstelling tot 12 procent van hun ouders vroeger. Tegenwoordig hebben bovendien twee keer zoveel mensen op middelbare leeftijd een wandelstok of rollator nodig.

Imidacloprid wordt steeds vaker in normoverschrijdende concentraties in de Noord-Hollandse wateren aangetroffen

Dit blijkt uit de jaarlijkse metingen die het waterschap het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier doet naar het voorkomen van bestrijdingsmiddelen in de door haar beheerde oppervlaktewateren. Behalve imidacloprid werden in 2012 ook meer normoverschrijdingen aangetroffen voor andere bestrijdingsmiddelen dan in 2011. Het betreft hier o.a. de middelen carbendazim en metyl-pirimifos. Ook worden er regelmatig verboden bestrijdingsmiddelen in het oppervlaktewater aangetroffen (o.a. dinoterb, diuron, dnoc). De Milieufederatie maakt zich ernstige zorgen over deze ontwikkeling. Imidacloprid wordt in 58% van de meetpunten aangetroffen (in 2011 was dan nog in 52% van de meetpunten). In 10% van de metingen werd de norm overschreden, in 2011 was dit nog maar in 2% Er is dus sprake van een forse toename van het aantal overschrijdingen.

De koninginnenpage had in 2012 in Nederland het slechtste jaar sinds 1999

De koninginnepage (Papilio machaon) is de grootste onder onze inheemse dagvlinders en voor velen ook de mooiste. De soort wordt gevonden op zowel droge als vochtige graslanden waar een hele reeks planten voorkomen van de familie van de schermbloemigen Umbelliferae, maar komt niet voor op plaatsen met intensieve landbouw. De koninginnepage kan verspreid over heel Vlaanderen waargenomen worden, voornamelijk in heuvelachtige streken. Hij is zeldzamer in Nederland, waar hij alleen te vinden is in het zuiden. Hij werd in Nederland ook in 2012 nog wel op veel plekken gevonden, maar de aantallen waren dramatisch laag. Sinds 1999 had de koninginnenpage niet meer zo'n slecht jaar.

Insectensterfte bedreigt de voedselketen

Alle planten en dieren in de natuur zijn van elkaar afhankelijk. Ze hebben elkaar nodig, de één is het voedsel voor de ander. Planten groeien met hulp van energie uit zonlicht en elementaire bouwstoffen, in het proces van fotosynthese. Dit noemt men de primaire productie. Alles wat daarna komt heet secundaire productie, dat begint bij plantenetende dieren. Kleine dieren worden gegeten door grotere dieren en die, op hun beurt, weer door nog grotere. Dode planten, dieren en uitwerpselen zijn voedsel voor de opruimers in de natuur, die uiteindelijk de biomassa weer afbreken tot de elementaire bouwstoffen. Zo'n reeks van eten en gegeten worden heet een voedselketen. Als de insecten zouden worden uitgeroeid, vernietigen we een onmisbare schakel in de voedselketen, en alle levensvormen die boven die schakel staan zijn dan ook gedoemd uit te sterven. Bijen en andere insectensoorten zijn ook om een andere reden onmisbaar voor de voedselketen. Zonder insecten raakt de bestuiving van wilde planten, landbouwgewassen en fruitbomen ernstig verstoord. De afgelopen jaren treedt er een grote sterfte op onder bijenvolken en andere insectensoorten zoals vlinders en wespen. De wetenschap tastte aanvankelijk in het duister over de oorzaken. Gedacht werd aan de invloeden van elektromagnetische straling, maar ook aan landbouwgif. Inmiddels zijn er steeds meer onderzoeken die neonicotinoiden, nieuwe typen gewasbeschermingsmiddelen, als oorzaak aanwijzen. Wageningen Universiteit en de Nederlandse overheid spreken dit nog steeds tegen. In Groot-Brittannië houdt het parlement nu hoorzittingen over de effecten van deze middelen.