Normoverschrijdende concentraties van bestrijdingsmiddelen in het grondwater van Noord- en Midden-Limburg

In het grondwater in het stroomgebied van de Maas worden met grote regelmaat bestrijdingsmiddelen aangetroffen. Deze vormen een bedreiging voor een duurzame drinkwatervoorziening. Recent is een integraal onderzoek afgerond naar bestrijdingsmiddelen in 14 kwetsbare Limburgse grondwaterbeschermingsgebieden. In de zandgebieden van Noord- en Midden-Limburg zitten bestrijdingsmiddelen in het grondwater en de concentraties overschrijden de drinkwaternorm. Het lössgebied van Zuid-Limburg lijkt minder gevoelig voor uitspoeling van bestrijdingsmiddelen. In gebieden met een relatief hoge grondwaterstand, zoals de beekdalen, is uitspoeling echter wel te verwachten.

Waterkwaliteit in helft landbouwgebieden onvoldoende

De waterkwaliteit in sloten en beken is in de helft van de Nederlandse lanbouwgebieden onvoldoende. Deze conclusie trekt de Unie van Waterschappen na onderzoek van kennisinstituut Deltares. Deltares heeft samen met de waterschappen gegevens verzameld van 167 meetlocaties, die zich alle bevinden in waterlopen waar naast landbouw geen andere menselijke bronnen van meststoffen de waterkwaliteit beïnvloeden. Voor zowel stikstof als fosfor blijkt dat de gemeten concentratie op ongeveer de helft van de locaties te hoog is. In een ongunstig jaar voldoet slechts een kwart van de sloten en beken aan de milieu-eisen. Intussen wordt het Nederlandse beleid nauwlettend gevolgd door de Europese Commissie. Als de waterkwaliteit niet verder verbetert, haalt Nederland de waterkwaliteitsdoelen van de Kaderrichtlijn Water niet en kan de Europese Commissie sancties opleggen.

Het gebrek aan insecten doet al vier jaar lang alle korhoender kuikens op de Sallandse Heuvelrug de das om

Het Overijsselse Nationale Park is de enige plek in Nederland waar de beschermde korhoen nog voorkomt, maar de reddingspogingen voor deze soort op de Sallandse Heuvelrug lijken tevergeefs. Meer dan 28 vitale kuikens werden er de afgelopen maanden geboren, maar daarvan is er inmiddels niet een meer in leven. Al vier jaar achtereen sterven alle kuikens. In 1949 waren er nog ten minste 2875 hanen van de korhoen Tetrao tetrix in Nederland. In 2002-2007 broedden nog slechts 15 - 23 paar in Nederland, terwijl dit er in 1976 nog meer dan 400 waren. Populatiedynamisch gezien bleek de beschikbaarheid van voedsel voor jonge kuikens, die van insecten leven, de sleutelfactor van de achteruitgang te zijn. De jonge kuikens sterven door voedselgebrek. Daardoor is de korhoen in Nederland ten dode opgeschreven.

Onverminderde extreme vervuiling van het oppervlaktewater met bestrijdingsmiddelen door de glastuinbouw in 2011

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor de oppervlaktewaterkwaliteit van zijn beheergebied. Ongeveer 30 tot 40% van het gebied van Delfland staat onder invloed van glastuinbouw. Om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de waterkwaliteit heeft het Hoogheemraadschap van Delfland een meetnet gericht op het glastuinbouwgebied. De resultaten in de periode 2005-2009 laten zien dat de concentraties van gewasbeschermingsmiddelen zeer hoog zijn en de normen zeer fors overschrijden, soms wel met een factor 700 tot 3000. Imidacloprid wordt sinds 2006 gemeten en in de jaren 2008 en 2009 zijn er concentraties van hoger dan 500x de MTR norm aangetroffen. De waterkwaliteit in het gebied van Hoogheemraadschap Delfland is in 2011 niet verbeterd ten opzichte van 2010.

De grutto is hard op weg uit Nederland te verdwijnen

De grutto Limosa limosa gaat nog steeds met gemiddeld vijf procent per jaar achteruit in Nederland. Vogelbescherming maakt zich grote zorgen over deze voortdurende achteruitgang omdat Nederland voor deze soort een sleutelrol vervult in Europa. Dankzij tellingen weten we nu dat in 2011 maar de helft van het benodigde aantal jongen vliegvlug is geworden. In 2011 is voor het eerst het totaal aantal jonge grutto's in Nederland geschat. Deze kwam uit op 6.500, terwijl er, uitgaande van een populatie van 44.000 paren, circa 13.000 jongen nodig waren om verdere achteruitgang te voorkomen.

Tegenovergestelde ontwikkelingen van insectenetende en visetende Nederlandse rode lijst vogelsoorten sinds de invoering van imidacloprid

Op de Nederlandse rode lijst van vogels staan alleen soorten die zich in Nederland voortplanten, dus geen overwinterende vogels. De rode lijsten worden eens in de 10 jaar bijgewerkt, de laatste keer gebeurde dat in 2004. In tegenstelling tot sterk afnemende broedpopulaties van de meeste rode lijst soorten die in de broedtijd afhankelijk zijn van insecten wordt bij alle visetende rode lijst soorten (Grote stern, Purperreiger, Dwergstern, Visdief, Grote Mantelmeeuw, Grote en Kleine Zilverreiger, en de Middelste Zaagbek) sinds de jaren 1990 een spectaculaire toename vastgesteld. Deze in het oog springende tegenstelling tussen insecteneters en viseters doet sterk vermoeden dat er in de laatste twee decennia een toenemend gebrek aan insecten als essentiële eiwitbron voor vogelsoorten is ontstaan. Dezelfde trend is waargenomen in belangrijke broedbiotopen van kustvogels en moerasvogels. In of nabij deze broedbiotopen is sprake van extreme verontreiniging van het oppervlaktewater met imidacloprid, die een dodelijke bedreiging voor insecten vormt.

De Grauwe Gors is ook in Vlaanderen ten dode opgeschreven

Anno 2012 is de Grauwe gors (Miliaria calandra, Synoniem: Emberiza calandra) een zeldzame broedvogel geworden in Vlaanderen. Een schatting hield het in 2008 op amper 125-150 broedparen in Vlaams-Brabant en 100-125 koppels in Limburg. Elders in Vlaanderen wordt nog af en toe een zingend mannetje aangetroffen, maar de soort is er quasi uitgestorven. De afgelopen tien jaar is het aantal Grauwe gorzen met maar liefst 70% afgenomen. In Riemst, een voormalig bolwerk, viel het aantal broedparen zo maar even terug van 68 naar 15 broedparen. Daarmee kent deze zangvogel de sterkste terugval van alle Vlaamse broedvogels. Ook in Wallonië meldt men een sterke achteruitgang. De ortolaan Emberiza hortulana en de grauwe gors Miliaria calandra zijn al jaren verdwenen uit de landbouwgebieden in Nederland. Van de ortolaan is sinds 2005 al niets meer vernomen en vanaf 2008 is geen enkel succesvol broedgeval van de grauwe gors meer gemeld.

Het gebrek aan insecten weerspiegelt zich in de duizelingwekkende achteruitgang van gevoelige vogelsoorten op de Nederlandse rode lijst van 2004

Op de Nederlandse rode lijst van vogels staan alleen soorten die zich in Nederland voortplanten, dus geen overwinterende vogels. De rode lijsten worden eens in de 10 jaar bijgewerkt. De volgende vogelsoorten staan als 'gevoelig' op de rode lijst van 2004: Blauwe kiekendief (Circus cyaneus), Boerenzwaluw (Hirundo rustica), Brilduiker (Bucephala clangula), Gele kwikstaart (Motacilla flava), Graspieper (Anthus pratensis), Grauwe vliegenvanger (Muscicapa striata), Grote mantelmeeuw (Larus marinus), Grote zilverreiger (Casmerodius albus), Grutto (Limosa limosa), Huismus (Passer domesticus), Huiszwaluw (Delichon urbica), Kleine zilverreiger (Egretta garzetta), Kneu (Carduelis cannabina), Kortsnavelboomkruiper (Certhia familiaris), Kramsvogel (Turdus pilaris), Matkop (Parus montanus), Middelste zaagbek (Mergus serrator), Oeverloper (Tringa hypoleucos), Raaf (Corvus corax), Ringmus (Passer montanus), Roodhalsfuut (Podiceps grisegena), Slechtvalk (Falco peregrinus), Spotvogel (Hippolais icterina), Steltkluut (Himantopus himantopus), Tureluur (Tringa totanus), Veldleeuwerik (Alauda arvensis). Verdere achteruitgang wordt bij de meeste insectenetende soorten waargenomen. Visetende soorten (zoals de grote mantelmeeuw, de grote en de kleine zilverreiger, en de middelste zaagbek) daarentegen doen het sinds 1990 opvallend goed.

De tapuit wordt binnen 30 jaar weggevaagd als broedvogel in Nederland

De Tapuit Oenanthe oenanthe is een zangvogel van droge duingebieden en heidevelden, waar het zich al rennend voedt met insecten op mozaïekpatronen van korte vegetaties en open, zandige plekken. Er wordt vooral gebroed in konijnenholen, houtstapels en boomstobben. De soort is hard op weg om te verdwijnen als broedvogel uit Nederland. Waren er rond 1980 nog tussen de 1.900 en 2.500 broedparen, in 2004 bedroeg de aantalschatting slechts 350-450 paar, en in 2005-2008 slechts 220 - 275 paar. In grote delen van Europa gaat het broedbestand van de tapuit hard achteruit (gegevens Birdlife International, zie bijlage).

De patrijs is binnen 30 jaar zo goed als verdwenen als broedvogel van de akkers en weiden in Groningen

De Patrijs Perdix perdix was vroeger een zeer veel voorkomende broedvogel van de akkers en weiden in Groningen. Dat is de laatste jaren rap veranderd. In nog geen dertig jaar verdween de Patrijs bijna helemaal. Van de duizenden broedparen bleven er in onze provincie nog maar enkele tientallen over. De laatste Patrijzen komen nu vooral nog voor op de akkers in het zuidoosten van Groningen. De achteruitgang van de Patrijs doet zich in heel Nederland en daarbuiten voor. Volgens de Vogelbescherming is de Nederlandse populatie sinds 1980 met 95% geslonken. Ook in België, Luxemburg, Frankrijk, Engeland, Ierland, Duitsland, Zwitserland en Polen is de soort ernstig bedreigd (gegevens Birdlife International, zie bijlage). Onderzoek heeft uitgewezen dat een van de belangrijkste oorzaken de intensivering van de landbouw is. Het gebruik van pesticiden leidde tot een vermindering van de voor kuikenoverleving zo belangrijke insecten.