Blootstelling aan neonicotinoiden tijdens de zwangerschap kan de ontwikkeling van de hersenen negatief beinvloeden

Baby ratten die blootgesteld worden aan nicotine tijdens de zwangerschap lopen meer kans op leerproblemen. Blootstelling aan nicotine tijdens de zwangerschap leidt tot een teruggang van volwassen stamcellen en een verandering in de synaptische plasticiteit in de hippocampus van het nageslacht, volgens nieuw onderzoek van de Universiteit van Alabama in Birmingham. Onderzoekers zeggen dat dit een mogelijke oorzaak voor gedragsproblemen kan zijn zoals ADHD (attention-deficit hyperactivity disorder), vaak gezien bij kinderen wiens moeder rookte tijdens de zwangerschap (bijlage). Een recente Japanse studie (bijlage) toont aan dat neonicotinoiden zoals imidacloprid zich bij ratten precies zo gedragen als nicotine. Dezelfde problemen kunnen dus ontstaan bij blootstelling aan neonicotinoiden tijdens de zwangerschap. Neonicotinoïde insecticiden gaan een binding aan met nicotinerge acetylcholine receptoren (nAChRs) die vrijwel onomkeerbaar is omdat deze stoffen door het enzym acetylcholinesterase niet kunnen worden afgebroken. Deze receptoren zijn betrokken bij cognitieve functies zoals concentratie en geheugen en spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het zenuwstelsel, die bij de mens grotendeels voor de geboorte plaats vindt. Prenatale blootstelling aan organofosfaat insecticiden, die indirect met nAChRs interfereren door remming van acetylcholinesterase, werd onlangs door verschillende Amerikaanse wetenschappers in verband gebracht met verminderde intelligentie bij 7-jarige schoolkinderen.

Bijenexpert Blacquiere et al. hebben in hun literatuuronderzoek belangwekkende publicaties volkomen genegeerd

De Wageningse bijendeskundige dr. Tjeerd Blacquiere en andere Nederlandstalige auteurs hebben onlangs de resultaten van een groot literatuuronderzoek gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Ecotoxicology (bijlage). De auteurs beweren in dit artikel alsmede in het dagblad Trouw van 27-02-2012 alle deugdelijke zogenoemde peer reviewed artikelen van de afgelopen 15 jaar te hebben uitgeplozen op aanwijzingen dat met name het gif neonicotine een hoofdrol zou spelen in de bijenkwestie. Blacquiere wil niets uitsluiten: "In de wetenschap kun je nooit zeggen dat iets onmogelijk is. Maar in al die literatuur die wij hebben geanalyseerd hebben wij geen enkele aanwijzing gevonden dat het gebruik van neonicotinen in het veld samenhangt met het verdwijnen van bijenvolken. In laboratoria is er wel degelijk een effect van deze middelen op bijen gezien. Logisch, zou ik haast zeggen. Het is immers een insecticide. Maar het verdwijnen van bijenvolken hangt op geen enkele manier samen met het gebruik van neonicotinen in het veld", aldus Blacquiere in het dagblad Trouw van 27-02-2012. Staatssecretaris dr. Bleker heeft op 27 maart 2012 een Nederlandstalige versie van de literatuurstudie naar de Voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd (bijlage). Volgens de toxicoloog Henk Tennekes hebben Blacquiere c.s. het doel van literatuuronderzoek (een betrouwbaar en volledig overzicht te krijgen van de literatuur die over een bepaald onderwerp is gepubliceerd) flagrant geschonden door een aantal belangwekkende publicaties (bijlage), die tot nieuwe (en zeer verontrustende) inzichten over de risico's van neonicotinoiden voor ongewervelde dieren hebben geleid, volkomen te negeren. In de literatuurstudie van Tjeerd Blacquiere et al., die ook aan de Tweede Kamer is aangeboden, wordt vastgesteld dat de NOEL (no-observable-effect-level) voor imidacloprid bij 20 ppb ligt, maar de ontdekking van Tennekes toont aan dat zelfs een 100-voudig geringere concentratie (0, 2 ppb) nog sterfte binnen de levensverwachting van honingbijen veroorzaakt. De werkelijke risico's worden in Blacquiere's literatuurstudie dus schromelijk onderschat.

Bodembehandeling met neonicotinoiden breekt de voedselketen en brengt de afbraak van organisch materiaal in gevaar

De meeste bodemorganismen leven op of in de bovenste laag van de grond en werken gezamenlijk aan het recyclen van organisch materiaal (zoals bladafval en andere plantenresten, uitwerpselen, kadavers etc.). Bodemdieren zoals miljoenpoten, pissebedden en regenwormen op en in de grond verkruimelen organisch materiaal dat vervolgens weer gegeten wordt door springstaarten, schimmels en bacteriën en verder afgebroken wordt tot bouwstenen die dan weer beschikbaar zijn voor de plantengroei. Behandeling van de bodem met langzaam afbreekbare neonicotinoide insecticiden betekent dat ongewervelde dieren in de bodem zullen worden gedecimeerd waardoor de voedselketen in de bodem gebroken wordt. Uit recent onderzoek is gebleken dat neonicotinoiden veruit de giftigste insecticiden voor regenwormen zijn (bijlage). Recent is ook aangetoond dat neonicotinoiden het bacterieleven in de bodem negatief beinvloeden (bijlage). De afbraak van organische stof zal hierdoor in gevaar komen (bijlage).

Wetenschappers verdenken pesticiden er van nieuwe infectieziekten bij amfibieën, honingbijen, vleermuizen en vogels te hebben veroorzaakt

In het laatste decennium zijn er een aantal nieuwe infectieziekten geconstateerd die amfibieën, honingbijen, vleermuizen en merels hebben gedecimeerd. Steeds meer wetenschappers verdenken bestrijdingsmiddelen er van de eigenlijke veroorzaker van deze epidemieën te zijn. Vermoed wordt dat blootstelling aan lage concentraties van bestrijdingsmiddelen een aantasting van het immuunsysteem veroorzaakt waardoor de gevoeligheid voor ziekteverwekkers toeneemt. De recente vloed van infectieziekten begon bij amfibieën. Wetenschappers ontdekten de veroorzaker - een schimmel die Batrachochytrium dendrobatidis wordt genoemd - in 1998. Meer dan 1.800 species van amfibieën worden momenteel met uitsterven bedreigd en er blijkt een sterke correlatie met het pesticiden gebruik te zijn. Zes jaar nadat wetenschappers de schimmelaanval op amfibieën ontdekten, begonnen geheimzinnige infectieziekten honingbijenvolken te decimeren.

De rol van bestrijdingsmiddelen bij de verhoogde bijenvolksterfte is bewezen - en het is alleen maar de top van de ijsberg

Volgens de gegevens van het Nederlands Centrum voor Bijenonderzoek waren er in 2009 in Nederland ongeveer 7000 imkers die naar schatting 63.000 bijenvolken hielden. In 1985 waren er nog ongeveer 110.000 bijenvolken in Nederland. Het aantal volken honingbijen in Nederland is sinds 1985 dus bijna gehalveerd. De verwachting is dat het aantal bijenvolken in de komende jaren nog verder zal dalen. Chronische blootstelling van bijenvolken aan bestrijdingsmiddelen en met name aan de neonicotinoïde insecticiden (door besmetting van stuifmeel en nectar) is de oorzaak van de verhoogde bijenvolksterfte van de laatste jaren (die een bedreiging vormt voor de globale voedselproductie), zoals beschreven in een overzichtsartikel van de toxicologen Henk Tennekes en Francisco Sánchez-Bayo in het wetenschappelijke tijdschrift Toxicoloy (bijlage).

Blootstelling aan zeer geringe hoeveelheden van imidacloprid maakt honingbijen zeer vatbaar voor parasieten

Door twee onafhankelijke groepen (Alaux et al. in Frankrijk en Pettis et al. in de VS) is aangetoond dat blootstelling aan uiterst geringe hoeveelheden van het neonicotinoide insecticide imidacloprid (die bijna niet meer te meten zijn) honingbijen zeer gevoelig maakt voor de darmparasiet Nosema (bijlage). Deze onderzoeksresultaten sluiten aan bij de publicaties (bijlage) van de toxicologen Henk Tennekes en Francisco Sánchez-Bayo over de grote overeenkomsten in het dosis-werkingsprofiel van kankerverwekkende stoffen en neonicotinoide insecticiden. Bijgevoegd een overzichtsartikel van deze auteurs. Gevreesd moet worden dat een veilig blootstellingsniveau voor neonicotinoiden bij insecten en andere geleedpotigen in feite niet bestaat, en dat iedere hoeveelheid giftig is voor deze organismen.

Het daadwerkelijke risico van neonicotinoide insecticiden wordt schromelijk onderschat

De traditionele benadering van giftigheid is het testen in model organismen van dosis (concentratie) - effect verhoudingen bij een willekeurig vastgelegde blootstellingsduur, waarvan wordt verondersteld dat daarmee de 'acute' of 'chronische' blootstelling wordt nagebootst. Deze benadering meet het aandeel van alle blootgestelde individuen waarbij effecten worden waargenomen. Deze gegevens kunnen echter niet worden gerelateerd aan de zeer uiteenlopende blootstellingssituaties van mens en dier aan de vele potentieel giftige stoffen. In de bijgevoegde publicatie van Henk Tennekes en Francisco Sánchez-Bayo wordt aangetoond dat met de huidige toxicologische risicoanalyse het daadwerkelijke risico schromelijk kan worden onderschat. Voorbeelden daarvan zijn de giftigheid van neonicotinoide insecticiden en sommige zware metalen voor arthropoden (geleedpotigen). Hier zijn volledig nieuwe benaderingen vereist. Een toenemend aantal onderzoekers gebruikt nu een variant van het traditionele test protocol, waarbij de dosis (concentratie) wordt gekoppeld aan de tijd tot een bepaald effect (TTE) wordt waargenomen. Deze TTE benadering meet de effecten bij alle individuen, en verstrekt informatie over dosis (concentratie) en de blootstellingstijden die nodig zijn voor een giftige werking op de geteste organismen. Op die manier kunnen extrapolaties en voorspellingen worden gemaakt over de giftige gevolgen van iedere combinatie van dosis (concentratie) en blootstellingstijd.

Hoe langdurige blootstelling aan imidacloprid kan leiden tot de ondergang van bijenvolken

Imidacloprid is het eerste zeer efficiënte insecticide waarvan het werkingsmechanisme berust op bijna volledige en vrijwel onomkeerbare blokkade van de postsynaptische nicotinerge acetylcholine receptoren (nAChRs) in het centrale zenuwstelsel van insecten. Imidacloprid bootst de werking van acetylcholine na, maar wordt, in tegenstelling tot acetylcholine, niet gedesactiveerd door acetylcholinesterase en activeert daardoor permanent nAChRs. De chronische blootstelling van insecten aan imidacloprid leidt dientengevolge tot cumulatieve en vrijwel onomkeerbare blokkade van nAChRs, die functies vervullen in vele cognitieve processen. Een honingsbij moet tijdens een voedselvlucht vele complexe visuele patronen leren en zich ook weten te herinneren. Deze cognitieve functies kunnen worden verstoord wanneer nAChRs, noodzakelijk voor de vorming van lange termijn geheugen en betrokken bij het vrijmaken van deze informatie, voortdurend worden geblokkeerd. Bij sub-letale doseringen van imidacloprid treedt bij de honingsbij dan ook een verandering van het foerageergedrag op. Op 29-03-2012 werd het causale verband tussen bijensterfte en neonicotinoide bestrijdingsmiddelen in twee artikelen in het tijdschrift Science onweerlegbaar bewezen.

Duitstalige uitgave van Henk Tennekes boek 'Disaster in the Making' is verschenen in december 2011

De Duitse milieu-organisatie BUND (Bund für Umwelt und Naturschutz Deutschland) heeft in december 2011 een Duitstalige versie van het boek 'The Systemic Insecticides: A Disaster in the Making' gepubliceerd onder de titel »Das Ende der Artenvielfalt – Neuartige Pestizide töten Insekten und Vögel«. Een uitgebreide recensie van het boek verscheen onlangs in het tijdschrift Kritische Oekologie (zie bijlage). De Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes beschrijft een rampscenario dat zich voor onze ogen voltrekt, veroorzaakt door een nieuwe generatie insecticiden, de zogenaamde neonicotinoiden, met als belangrijkste vertegenwoordiger het imidacloprid. Het sterk toegenomen gebruik van de neonicotinoiden in de land- en tuinbouw brengt niet alleen bijen in gevaar maar veroorzaakt - ook bij gebruik volgens voorschrift - tevens extreme verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater, waardoor deze insecticiden zich in het milieu verspreiden, niet-doelwit insecten vergiftigen, en het voedselaanbod voor veel insectenetende vogels beneden het bestaansminimum brengen. Vogelsoorten die afhankelijk zijn van insecten om hun jongen groot te brengen komen daardoor in steeds grotere problemen. Het Nederlandse landschap verandert in razend tempo in een kerkhof van de biodiversiteit. Wat Rachel Carson een halve eeuw geleden voorspelde, dreigt nu werkelijkheid te gaan worden.

Insecticiden en fungiciden hebben een negatief effect op wilde plantensoorten, insecten en vogels in akkerbouwgebieden

Het gebruik van insecticiden en fungiciden heeft een doorslaggevend negatief effect op wilde planten- en diersoorten in de Europese akkerbouwgebieden. In een onderzoek van Wageningen UR en acht andere Europese universiteiten komt naar voren dat een verdubbeling van de agrarische productie leidt tot een halvering van het aantal wilde plantensoorten. Kevers en broedvogels gaan er met een derde op achteruit. Het internationale onderzoeksteam onderzocht in negen gebieden in West- en Oost-Europa steeds 150 percelen van dertig akkerbouwbedrijven. De onderzoekers maten 23 eigenschappen van het gebruik van het perceel en van het omringende landschap. Hiertoe behoren onder meer de afwisseling van het landschap, de mate van bemesting en de toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen, zoals insecticiden en fungiciden. De analyses brachten eenduidig aan het licht dat de toepassing van insecticiden en fungiciden de enige variabelen waren die consistente, steeds weer terugkerende negatieve effecten hadden op de soortendiversiteit van planten, loopkevers en vogels.