De belasting van het Nederlandse oppervlaktewater met biociden is grotendeels onbekend

Biociden zijn middelen die door de industrie en in huishoudens worden gebruikt om schadelijke organismen te bestrijden.Van ruim 400 actieve stoffen die gebruikt worden als biocide, hebben 22 stoffen de potentie, op basis van hun stofeigenschappen en verwachte verbruik, om drinkwaterinnamepunten te bereiken. In Nederland wordt drinkwater geproduceerd uit zowel grondwater (60%) als oppervlaktewater (40%). Voor Nederland zijn de gebruikshoeveelheden voor alle werkzame stoffen in biociden vooralsnog niet bekend. Het RIVM heeft in 2010 aanbevolen 12 stoffen (Chloorhexidine, Fluometuron, Folpet, Hexamethyleentetramine chloorallyl chloride trans / cis, Polyhexamethyleen biguanide, Quarternaire ammonium verbindingen, Isothiazolinon, Iodopropinyl butylcarbamaat, Irgarol, 1,2-Benzisothiazool-3-on, Bis(trichloromethyl)sulfon, Bronopol) te gaan meten om meer inzicht te krijgen in het werkelijke vóórkomen in oppervlakte water.

Dichlofluanide, tolylfluanide, tebuconazool en tertbutylazine zijn in het oppervlaktewater boven de norm van 0,1 μg/l aangetoond. Negen stoffen worden regulier gemeten in zowel de Rijn als Maas. Het gaat om abamectine, captan, chlorothalonil, dichlofluanide, prometryn, tebuconazool, terbutylazine, terbutryn en tolylfluanide.Veel biociden worden eveneens gebruikt als gewasbeschermingsmiddelen. Het betreft abamectine, chlorothalonil, diblubenzuron, folpet, tebuconazool, terbutylazine en terbutryn. Voor deze werkzame stoffen kan de toepassing als gewasbeschermingsmiddel dus bijdragen aan het vóórkomen in het oppervlaktewater.

Bron: Joost Bakker (2010) RIVM Briefrapport 601712007/2010. Biociden in oppervlaktewater voor drinkwaterproductie (bijlage)