Claudia Külling heeft een methode ontwikkeld om het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de bollenteelt drastisch terug te dringen

Claudia Külling heeft een methode ontwikkeld om het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de bollenteelt drastisch
terug te dringen. Misschien zelfs wel geheel overbodig te maken. Haar oplossing: artemisia, beter bekend als alsem en bijvoet, een plant met mooie, geurende, grijzige bladeren. Külling, geboren in Zwitserland, drijft samen met biologe Ingrid Weissenhorn het bedrijf Servaplant in Nootdorp, dat zich toelegt op milieu- en natuurvriendelijke teeltmethoden. “We waren al een tijd bezig met het zoeken naar methoden om bladluizen op gewassen op een milieuvriendelijke manier te bestrijden.” Bladluizen kunnen virussen overdragendie de bollen onverkoopbaar maken. Külling ontdekte in haar eigen tuin dat op artemisia een speciale soort luis voorkwam die veel lieveheersbeestjes aantrok. De lieveheersbeestjes beschouwen de minuscule diertjes als hun hoofdvoedsel. “Ik had al jaren last van luizen op mijn fruitbomen in de tuin. Maar toen de artemisia met daarop de luizen groeide, zagen we overal lieveheersbeestjes, ook op de fruitbomen. In dat jaar had ik voor het eerst geen luizen.” Zo’n aanpak moet ook in de teelt van gewassen te gebruiken zijn, dacht Külling. Lieveheersbeestjes zijn effectieve én milieuvriendelijke bestrijders van luizen.

Ze worden in gesloten kassen volop gebruikt. Bij de teelt in de openlucht ligt dat moeilijker. De insecten verdwijnen als de luizen op zijn. Maar, dacht Külling, als ik de artemisia’s mét luis als voedselbron voor lieveheersbeestjes nou eens naar de teeltgewassen breng, dan trekt dit mogelijk de insectjes aan en dan zullen die misschien ook luizen gaan bestrijden in bolgewassen.
Külling kwam in contact met enkele bollenkwekers in Noord-Holland. Met subsidie van het ministerie van economische zaken en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling zette ze met de kwekers een experiment op. Frans Langelaan, bollenkweker in Julianadorp, besloot aan de proef mee te doen. Rondom een veld van 1,5 hectare waarop narcissen, tulpen en lelies werden geteeld, plantte Külling een smalle strook artemisia’s met luis. De bloembollen werden niet bewerkt met insecticiden, zoals de omstreden neonicotinoïden. Vlak in de buurt werden op grond van Langelaan dezelfde bollen gepoot. Zij werden behandeld met de gebruikelijke cocktail van bestrijdingsmiddelen.
Külling: “We wilden aantonen dat het gebruik van insecticiden kon worden gehalveerd. Dat is uitstekend gelukt. Uiteindelijk bleek zelfs dat er helemaal niet hoefde te worden gespoten. Iedereen was verrast over de uitkomst van de proef. Ik zelf ook.De lieveheersbeestjes uit de artemisia’s en de aangetrokken sluipwespen zorgden ervoor dat bladluizen op de bloembollen geen kans kregen.”
Op zoek naar geldschieters
De proef, in 2012 uitgevoerd, was eenmalig. Külling: “We hadden geen geld om het experiment elders te herhalen, helaas. Er zijn meer tests nodig om de praktijkwaarde aan te tonen. Ik ben op zoek naar geldschieters. Ik denk dat milieuvriendelijke plaagbestrijding een deel van de oplossing is en dat we het gebruik van insecticiden drastisch kunnen beperken met andere oplossingen, zoals de artemisia’s.”
“Chemische bestrijdingsmiddelen zullen helaas wel nodig blijven. Maar insecticiden worden nu te massaal ingezet en niet selectief. Ik vind dat de neonicotinoïden niet hadden moeten worden toegelaten, vooral vanwege de slechte afbreekbaarheid van deze stoffen in het milieu. De toxicoloog Henk Tennekes heeft er jaren geleden al voor gewaarschuwd. Die man heeft op alle punten gelijk gekregen.”
Bron: Dagblad Trouw, 20-04-2015
http://www.servaplant.nl/cms/wp-content/uploads/2015/04/Tr-20-april-201…