Bijenexpert Blacquiere et al. hebben in hun literatuuronderzoek belangwekkende publicaties volkomen genegeerd

De Wageningse bijendeskundige dr. Tjeerd Blacquiere en andere Nederlandstalige auteurs hebben onlangs de resultaten van een groot literatuuronderzoek gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Ecotoxicology (bijlage). De auteurs beweren in dit artikel alsmede in het dagblad Trouw van 27-02-2012 alle deugdelijke zogenoemde peer reviewed artikelen van de afgelopen 15 jaar te hebben uitgeplozen op aanwijzingen dat met name het gif neonicotine een hoofdrol zou spelen in de bijenkwestie. Blacquiere wil niets uitsluiten: "In de wetenschap kun je nooit zeggen dat iets onmogelijk is. Maar in al die literatuur die wij hebben geanalyseerd hebben wij geen enkele aanwijzing gevonden dat het gebruik van neonicotinen in het veld samenhangt met het verdwijnen van bijenvolken. In laboratoria is er wel degelijk een effect van deze middelen op bijen gezien. Logisch, zou ik haast zeggen. Het is immers een insecticide. Maar het verdwijnen van bijenvolken hangt op geen enkele manier samen met het gebruik van neonicotinen in het veld", aldus Blacquiere in het dagblad Trouw van 27-02-2012. Staatssecretaris dr. Bleker heeft op 27 maart 2012 een Nederlandstalige versie van de literatuurstudie naar de Voorzitter van de Tweede Kamer gestuurd (bijlage). Volgens de toxicoloog Henk Tennekes hebben Blacquiere c.s. het doel van literatuuronderzoek (een betrouwbaar en volledig overzicht te krijgen van de literatuur die over een bepaald onderwerp is gepubliceerd) flagrant geschonden door een aantal belangwekkende publicaties (bijlage), die tot nieuwe (en zeer verontrustende) inzichten over de risico's van neonicotinoiden voor ongewervelde dieren hebben geleid, volkomen te negeren. In de literatuurstudie van Tjeerd Blacquiere et al., die ook aan de Tweede Kamer is aangeboden, wordt vastgesteld dat de NOEL (no-observable-effect-level) voor imidacloprid bij 20 ppb ligt, maar de ontdekking van Tennekes toont aan dat zelfs een 100-voudig geringere concentratie (0, 2 ppb) nog sterfte binnen de levensverwachting van honingbijen veroorzaakt. De werkelijke risico's worden in Blacquiere's literatuurstudie dus schromelijk onderschat.

Bij zijn voordracht bij het Ctgb in mei 2011 in het kader van de door de Tweede Kamer gewenste herbeoordeling van de neonicotinoïden, waarbij Tjeerd Blacquiere aanwezig was, verklaarde Henk Tennekes de door Luc Belzunces in 2001 beschreven discrepantie tussen de acute en chronische toxiciteit van imidacloprid voor bijen met de versterking van de werking van imidacloprid door de tijd (beschreven in 2010). De ontdekking van Belzunces is van groot belang omdat het verklaart waarom de sporen van imidacloprid in stuifmeel en nectar op termijn een dodelijke werking op bijen hebben. Blacquiere citeerde de studie van Belzunces maar liet de zeer plausibele verklaring van Tennekes in zijn publicatie van 2010 volkomen buiten beschouwing. Daaruit kan alleen maar geconcludeerd worden dat Blacquiere het door Tennekes aangetoonde werkingsmechanisme van imidacloprid niet wilde overnemen omdat dit zijn eindconclusie ("het verdwijnen van bijenvolken hangt op geen enkele manier samen met het gebruik van neonicotinen in het veld") onderuit had gehaald.

De Spaanse geleerde Francisco Sanchez-Bayo heeft samen met zijn Japanse collega Kouichi Goka op 15 april 2012 een weerwoord op de literatuurstudie van Tjeerd Blacquiere c.s.. bij het tijdschrift Ecotoxicology ingediend (waarin overtuigend bewijs voor de bepalende rol van imidacloprid bij bijensterfte wordt geleverd), dat echter op 2 augustus 2012 werd afgewezen door Lee R. Shugart, PhD, Editor-in-Chief van Ecotoxicology (terwijl twee van de drie reviewers van mening waren dat het manuscript - met geringe nader omschreven wijzigingen - geschikt was voor publicatie).

EFSA, de Europese Voedselautoriteit, presenteerde in mei 2012 in opdracht van de Europese Commissie een rapport over de risico’s van pesticiden op de gezondheid van onder meer honingbijen en hommels. In het rapport schrijft EFSA dat voor wat betreft blootstelling gekeken moet worden naar acute en chronische effecten van de pesticiden. En ook naar de gevolgen van langdurige blootstelling aan lage doseringen. De recente publicaties van de toxicologen Henk Tennekes en Francisco Sánchez-Bayo over de grote overeenkomsten in het dosis-werkingsprofiel van kankerverwekkende stoffen en neonicotinoide insecticiden (bijlage) krijgen daarbij ruime aandacht en zijn een uitgangspunt voor het ontwikkelen van nieuwe methodes om de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen vast te kunnen stellen. Het voedselveiligheidsagentschap van de EU heeft op 16 januari 2013 studies gepubliceerd waaruit blijkt dat de neonicotinoide insecticiden een onaanvaardbaar risico inhouden voor de gezondheid van de bijen (bijlage).

Een Franse regeringscommissie (Comite Scientifique et Technique) komt al op 18 september 2003, na een onderzoek van 18 maanden, waarin meer dan 300 peer reviewed studies werden uitgeplozen, tot de conclusie dat het neonicotinoide insecticide imidacloprid mede verantwoordelijk was voor de ondergang van honderdduizenden bijenvolken in Frankrijk (bijlage). Blacquiere c.s. maken in hun literatuurstudie geen enkele verwijzing naar dit beroemde rapport (bijlage) en negeren ook andere belangwekkende peer reviewed studies die sindsdien werden gepubliceerd (bijlage), onder andere die van Jeff Pettis et al. (die aantonen dat blootstelling aan uiterst geringe hoeveelheden van imidacloprid, die bijna niet meer te meten zijn, honingbijen zeer gevoelig maakt voor de darmparasiet Nosema) en van de toxicologen Henk Tennekes en Francisco Sánchez-Bayo (die grote overeenkomsten ontdekten in het dosis-werkingsprofiel van kankerverwekkende stoffen en neonicotinoide insecticiden, waardoor is aangetoond dat een veilig blootstellingsniveau voor neonicotinoiden bij ongewervelde dieren in feite niet bestaat, en iedere hoeveelheid giftig is voor deze organismen).
De conclusies van het literatuuronderzoek van Blacquiere c.s. zijn dan ook geen knip voor de neus waard. Integendeel, ze zijn misleidend en dat komt ons duur te staan. De wereldwijde ondergang van bijenvolken en het gelijktijdige massale gebruik van neonicotinoiden op landbouwgronden, in landschapsbeheer, bossen en tuinen van grote delen van de Aarde kan moeilijk op toeval berusten, en zeer zeker niet wanneer je de effecten van neonicotinoiden kent, die in laboratoriumproeven zijn waargenomen. De grootschalige milieuverontreiniging met neonicotinoiden, die in Nederland al bijna een decennium wordt getolereerd, breekt de voedselketen. De ongewervelde dieren, die aan het begin van de voedselketen staan, worden door de neonicotinoiden gedecimeerd, waardoor het voedselaanbod voor hogere levensvormen beneden het bestaansminimum komt.
Door jarenlange nietsontziende misleiding over de oorzaken van de sterk verhoogde bijenvolksterfte, die op 13 maart 2012 opnieuw werd gedocumenteerd door het Compendium voor de Leefomgeving (bijlage), voltrekt zich nu een ecologische ramp waarvan ook de mens de dupe wordt, aldus Tennekes. Ook een recent rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving concludeert - onder verwijzing naar het werk van Blacquiere - dat 'al met al kan tot op heden niet eenduidig worden vastgesteld wat de invloed van neonicotinoïden op de bijensterfte is" (bijlage).
Op 29-03-2012 werd het causale verband tussen bijensterfte en neonicotinoide bestrijdingsmiddelen in twee artikelen in het tijdschrift Science onweerlegbaar bewezen (zie bijlage). Franse wetenschappers onderzochten het effect van thiamethoxam op het vlieggedrag van bijen. De onderzoekers rustten twee groepen bijen uit met een zendertje en stelden één daarvan bloot aan een realistische dosis van het insecticide. Ze stelden vast dat de dieren die met het insecticide in contact waren gekomen, een twee tot drie keer grotere kans hadden om niet naar de kolonie terug te keren. Dat kan er volgens de onderzoekers toe leiden dat het aantal dieren in een kolonie in die mate afneemt, dat herstel moeilijk is en de kans op het instorten van de kolonie vergroot.
Britse onderzoekers gingen na wat de impact is van imidacloprid - een van de vaakste gebruikte neonicotinoiden - op hommels. Ze stelden de dieren bloot aan dosissen waarmee ze ook in het wild in aanraking komen en bestudeerden de kolonies. Die bleken op het einde van het experiment minder te wegen dan controlekolonies. Ze bevatten ook minder koninginnen, die na de winter nieuwe kolonies stichten.
Onderzoekers van de Harvard School of Public Health leverden kort daarna overtuigend bewijs voor het verband tussen imidacloprid en Colony Collapse Disorder (CCD). De gegevens van Alex Lu, universitair hoofddocent milieubiologie aan Harvard's Department of Environmental Health, bewijzen dat de voor bijensterfte benodigde hoeveelheid imidacloprid lager wordt naarmate de blootstellingstijd toeneemt. Dit was in 2001 al aangetoond door de groep van Luc Belzunces in Frankrijk (bijlage). Deze bijenonderzoekers bij INRA in Avignon stelden vast dat de acuut letale dosis van imidacloprid, die sterfte binnen 48 uur veroorzaakt, slechts 40 nanogram per bij was. Hun grote ontdekking was echter dat de letale dosis bij chronische blootstelling 4.000 keer lager was. “Een opname van 1 picogram per dag was voldoende om een bij binnen 10 dagen te doden” vertelde Belzunces in het INRA tijdschrift (juni 2009). Dat betekende dat de uiterst geringe sporen van imidacloprid in de orde van grootte van microgrammen per kilogram stuifmeel een risico voor bijen vormde. Deze versterkende werking van de tijd werd door Druckrey en Küpfmüller theoretisch verklaard door omomkeerbaarheid van zowel de receptor binding als ook van de werking die van deze receptor binding uitgaat. De werking is dan proportioneel aan de dubbele integraal van gifconcentratie over tijd. Daarmee is nu onomstotelijk aangetoond dat een veilige imidacloprid dosis voor bijen niet bestaat. Iedere hoeveelheid veroorzaakt schade.
Daarmee werd het artikel van Henk Tennekes in het vaktijdschrift Toxicology (bijlage) en een overzichtsartikel van Henk Tennekes en Francisco Sanchez-Bayo in het vaktijdschrift JEAT (bijlage), die ontbraken in het literatuuroverzicht van Blacquiere et al., in alle opzichten bevestigd. Volgens Tennekes zijn de éénduidige resultaten van het laboratoriumonderzoek meer dan voldoende reden het voorzorgsprincipe op de neonicotinoiden toe te passen. Deze visie werd onlangs ondersteund in een nieuw rapport voor het Europese Parlement (zie bijlage).
Bijgevoegd ook een overzichtsartikel van Henk Tennekes en Francisco Sanchez-Bayo in het vaktijdschrift Toxicology waaarin wordt bewezen dat imidacloprid een bealngrijke rol speelt bij bijensterfte. Twee co-auteurs van Blacquiere's literatuuronderzoek, Veerle Mommaerts (universiteit Brussel) en Guy Smagghe (universiteit Gent), publiceerden al in 2010 de details van een door hun ontwikkelde laboratoriumproef waarmee nadelige effecten van uiterst geringe (sub-letale) imidacloprid concentraties, zoals deze in het wild kunnen voorkomen, op hommels konden worden aangetoond (zie bijlage).

Volgens de Notitie Wetenschappelijke Integriteit (over normen van wetenschappelijk onderzoek) van 2001 moet het selectief weergeven van resultaten, met name het weglaten van ongewenste uitkomsten worden beschouwd als een inbreuk op de wetenschappelijke integriteit (bijlage).

Bronnen:
Dagblad Trouw, 27-02-2012
EOS magazine, 30 maart 2012
http://www.eosmagazine.eu/home/ctl/Detail/mid/485/xmid/4831/xmfid/12.as…

Persoonlijk relaas van Henk Tennekes over zijn onderzoek naar de rol van bestrijdingsmiddelen bij de sterk verhoogde bijenvolksterfte:
http://www.clubgreen.nl/vraag/Bestrijdingsmiddelen.html#.UD8-5ZZKRT8

Henk Tennekes

ma, 27/02/2012 - 13:50

Tjeerd Blacquiere (bijenexpert WUR) heeft met andere Nederlandstalige auteurs een review van de toxicologie van neonicotinoiden voor honingbijen in het wetenschappelijk tijdschrift Ecotoxicology gepubliceerd (bijlage). Literatuuronderzoek is een vorm van onderzoek waarbij het doel is om een betrouwbaar en volledig overzicht te krijgen van de literatuur die over een bepaald onderwerp is gepubliceerd (bijlage). Blacquiere et al. beweren alle deugdelijke zogenoemde peer reviewed artikelen van de afgelopen 15 jaar te hebben uitgeplozen op aanwijzingen dat met name het gif neonicotine een hoofdrol zou spelen in de bijenkwestie. De auteurs bestaan het echter voor dit thema zeer relevante wetenschappelijke publicaties (vanaf 2009) van Dr. Francisco Sanchez-Bayo (universiteit Sidney) en Dr. Henk Tennekes (bijlage) volledig te negeren, iets waarin het Ctgb hen bij de herbeoordeling van de neonicotinoiden is voorgegaan. Dit is een flagrante schending van het doel van literatuuronderzoek. De publicaties van Sanchez-Bayo en Tennekes werpen namelijk een geheel ander (en duister) licht op de risico’s van de neonicotinoiden voor honingbijen. Tjeerd Blacquiere is volledig op de hoogte van deze publicaties. Verwijzingen naar het alomvattende CST (Comite Scientifique et Technique) rapport van het Franse ministerie van Landbouw van 2003 (bijlage) en het APENET rapport van reputabele Italiaanse instituties (bijlage) van 2011 ontbreken eveneens in het literatuuroverzicht. Ook de recente studies van Pettis et al. (Amerikaanse ministerie van Landbouw) en van Krupke et al. (Purdue universiteit), die de gevaren van de neonicotinoiden voor honingbijen nog eens extra accentueren (bijlage), ontbreken in zijn literatuurstudie. De genoemde studies komen zonder uitzondering tot de conclusie dat de neonicotinoiden een belangrijke rol spelen bij de sinds een aantal jaren sterk verhoogde bijenvolksterfte. Blacquiere et al. mogen uiteraard een andere mening zijn toegedaan, maar het kan niet zo zijn dat deze belangwekkende literatuur (die niet strookt met hun oordeel) in een review volledig wordt genegeerd. Kritische kanttekeningen zijn ook op zijn plaats bij de conclusies die aan de eenzijdige literatuurstudie worden verbonden. Blacquiere et al. zijn er niet van overtuigd dat neonicotinoiden voor de bijenvolksterfte verantwoordelijk zijn, omdat de eenduidige resultaten van laboratoriumproeven in het veld niet kunnen worden gereproduceerd. Daarbij is het algemeen bekend dat het heel moeilijk is eenduidige conclusies te trekken uit veldonderzoek vanwege de brede scala aan variabelen. Dit geldt in het bijzonder voor honingbijen, die over afstanden van vele kilometers foerageren. Je hebt in het onderhavige geval bovendien te maken met stoffen waarvan is aangetoond dat ze in staat zijn het immuunsysteem van honingbijen te verzwakken bij hoeveelheden die bijna niet meer te meten zijn. De publicaties van Sanchez-Bayo en Tennekes bevestigen dat neonicotinoiden in iedere hoeveelheid schadelijk zijn voor insecten. De wereldwijde ondergang van bijenvolken en het gelijktijdige massale gebruik van neonicotinoiden op landbouwgronden, in bossen en tuinen van grote delen van de Aarde kan moeilijk op toeval berusten, en zeer zeker niet wanneer je de effecten kent, die in laboratoriumproeven zijn waargenomen.

Henk Tennekes

ma, 27/02/2012 - 17:54

Literatuuronderzoek is een vorm van onderzoek waarbij het doel is om een betrouwbaar en volledig overzicht te krijgen van de literatuur die over een bepaald onderwerp is gepubliceerd (bijlage). Blacquiere c.s. hebben het doel van literatuuronderzoek flagrant geschonden door een aantal belangwekkende publicaties, die tot nieuwe inzichten over de risico's van neonicotinoiden voor insecten en andere geleedpotigen hebben geleid, volkomen te negeren. Volgens de Notitie Wetenschappelijke Integriteit (over normen van wetenschappelijk onderzoek) van 2001 moet het selectief weergeven van resultaten, met name het weglaten van ongewenste uitkomsten worden beschouwd als een inbreuk op de wetenschappelijke integriteit (bijlage). De conclusies van het literatuuronderzoek van Blacquiere c.s. zijn dan ook geen knip voor de neus waard. Maar dat is helaas niet alles. In het geval van de bijenproblematiek heeft deze handelwijze ook catastrofale gevolgen. De publicatie in Trouw van 27-02-2012 over het epistel van Blacquiere c.s. speelt de belangen van de bestrijdingsmiddelenindustrie geweldig in de kaart. In feite worden met halve waarheden al sinds de jaren 1990 (toen de neonicotinoiden werden ingevoerd) dringend noodzakelijke beleidsmaatregelen tegengehouden. De Franse imkers hadden toen al vrij snel in de smiezen dat de plotseling verhoogde bijensterfte door de invoering van de neonicotinoiden werd veroorzaakt. Wetenschappelijk gezien is de zaak in ieder geval al helder sinds de publicatie van het alomvattende CST (Comite Scientifique et Technique) rapport van het Franse ministerie van Landbouw. Deze regeringscommissie publiceerde op 18 september 2003, na een onderzoek van 18 maanden, waarin meer dan 300 studies werden uitgeplozen, haar conclusie dat het landbouwgif imidacloprid mede verantwoordelijk was voor de ondergang van honderdduizenden bijenvolken in Frankrijk. Blacquiere c.s. maken geen enkele verwijzing naar dit beroemde rapport (bijlage) en negeren ook andere belangwekkende studies die sindsdien werden gepubliceerd (bijlage). Neonicotinoiden zijn in onvoorstelbaar geringe hoeveelheden al giftig voor insecten en andere geleedpotigen. Deze stoffen zijn moeilijk afbreekbaar en hebben ondertussen door hun veelvuldige toepassingen op grote schaal het milieu verontreinigd. Met de insecten wordt een onmisbare schakel in het ecosysteem bedreigd. Bayer CropScience gaat nu Bee Care Centra in Monheim en North Carolina openen omdat het bedrijf naar eigen zeggen zo begaan is met de bijen (die door neonicotinoide insecticiden ernstig worden bedreigd). Hopelijk wordt deze Orwelliaanse ballon snel doorgeprikt. Want ondertussen zijn we door nietsontziende misleiding hard op weg naar Armageddon.

Henk Tennekes

ma, 19/03/2012 - 04:56

In Wageningen wordt koortsachtig gewerkt aan een nieuwe manier van wetenschap bedrijven. Laboratoriumonderzoek is uit den boze. Er wordt alleen maar literatuur geanalyseerd die aansluit bij wat we willen horen. Onzin, zult U denken. Toch is dat mijn conclusie na lezing van een interview van bijenexpert Tj. Blacquiere in dagblad Trouw. Vorige week bracht een groep onderzoekers onder leiding van Blacquiere een literatuurstudie uit. Er is geen relatie gevonden tussen het middel imidacloprid en de bijensterfte. Wel in het laboratorium, maar in veldonderzoeken is geen oorzakelijk verband vastgesteld. Wat? Lees ik dat goed? Inderdaad. "In laboratoria is wel degelijk een effect van deze middelen op bijen gezien. Maar het verdwijnen van bijenvolken hangt op geen enkele manier samen met het gebruik van neonicotinen in het veld." Maar.... dat is revolutionair! Als dit de wetenschappelijke norm wordt, zijn we gauw klaar. Stel je voor: medicijn X werkt bij ratten heel goed tegen de ernstige ziekte Y, waaraan duizenden mensen lijden. Maar dat was een laboratoriumproef, dus gaan we daar niet mee door. Wetenschappers die zo naar hun vak kijken, graven hun eigen graf.

Bron: Weekblad Boerderij, 13 maart 2012 (artikel in de bijlage)

Henk Tennekes

do, 12/04/2012 - 04:46

In France, Imidacloprid was banned as a seed dressing for sunflowers in 1999, after a third of French honeybees died following its widespread use. Five years later it was also banned as a treatment for sweetcorn in France.
In 2003 the Comité Scientifique et Technique, convened by the French government, declared that the treatment of seeds with Imidacloprid leads to significant risks for bees. The 108-page report that was made, by order of the French agricultural ministry, at the universities of Caen and Metz and by the Institut Pasteur states: "The results of the examination on the risks of the seeds-treatment Gaucho (Imidacloprid) are alarming. The treatment of seeds by Gaucho is a significant risk to bees in several stages of life. (...) Concerning the treatment of maize-seeds by Gaucho, the results are as alarming as with sunflowers. The consumption of contaminated pollen can lead to an increased mortality of nurse-bees, which can explain the persisting bee-deaths even after the ban of the treatment on sunflowers".
The studies also showed that even very small dosages, a few parts per billion, could impair honeybees´ learning performance. Residues of Imidacloprid in sunflower nectar and pollen were found at potentially hazardous levels that "can affect honeybees´ learning abilities" and impair their memory. When individual bees were exposed to sublethal doses their foraging activity decreased and they became disorientated, which researchers concluded "can temporarily damage the entire colony".
In 2002 a broad survey for pesticide residues in pollen was conducted across France. Imidacloprid was the most frequently found insecticide and was found in 49% of the samples.

Bron: http://www.cbgnetwork.org/2821.html
The long-term public and multidisciplinary research Apenet, funded by the Italian Ministry of Agriculture, about the bees crisis, systemic effects of chemical seed treatment and corn rootworm, has produced many important scientific findings, including:
- Unacceptable acute and chronic effects of seed treatment on bees and on non-targets insects;
- Detection of various, deadly and unexpected routes of exposure of bees;
- Inadmissible effects of treatment even with significant reduction of pollutant emission;
- Limitations and serious consequences of the chemical approach to the corn defense.
Bron: Miele d'Italia
http://www.mieliditalia.it/index.php/en-fr-es-de/english/80570-apenet-2…

Henk Tennekes

do, 19/04/2012 - 06:58

Imidacloprid, een van de meest gebruikte neonicotinoide pesticiden, veroorzaakt sterfte van bijenvolken. Onderzoekers van de Harvard School of Public Health zeggen dat hun nieuwe onderzoek "overtuigend bewijs" levert voor het verband tussen imidacloprid en Colony Collapse Disorder (CCD). "Er is echt niet veel van dit bestrijdingsmiddel nodig voor een effect op bijen", zegt Alex Lu, universitair hoofddocent milieubiologie aan Harvard's Department of Environmental Health, "Minder dan wat er normaal aanwezig is in het milieu." Het Harvard team publiceert de onderzoeksresultaten in het juni nummer van het Bulletin of Insectology (bijlage). De gegevens van Lu et al. bewijzen dat de voor bijensterfte benodigde hoeveelheid imidacloprid lager wordt naarmate de blootstellingstijd toeneemt. Dit was in 2001 al aangetoond door de groep van Luc Belzunces in Frankrijk (bijlage). Deze bijenonderzoekers bij INRA in Avignon stelden vast dat de acuut letale dosis van imidacloprid, die sterfte binnen 48 uur veroorzaakt, slechts 40 nanogram per bij was. Hun grote ontdekking was echter dat de letale dosis bij chronische blootstelling 4.000 keer lager was. “Een opname van 1 picogram per dag was voldoende om een bij binnen 10 dagen te doden” vertelde Belzunces in het INRA tijdschrift (juni 2009). Dat betekende dat de uiterst geringe sporen van imidacloprid in de orde van grootte van microgrammen per kilogram stuifmeel een risico voor bijen vormde. Deze versterkende werking van de tijd werd door Druckrey en Küpfmüller theoretisch verklaard door omomkeerbaarheid van zowel de receptor binding als ook van de werking die van deze receptor binding uitgaat. De werking is dan proportioneel aan de dubbele integraal van gifconcentratie over tijd. Daarmee is nu onomstotelijk aangetoond dat een veilige imidacloprid dosis voor bijen niet bestaat. Iedere hoeveelheid veroorzaakt schade. Zie ook een recent artikel van Henk Tennekes in het vaktijdschrift Toxicology (bijlage) en een overzichtsartikel van Henk Tennekes en Francisco Sanchez-Bayo in het vaktijdschrift JEAT (bijlage).

Henk Tennekes

vr, 06/07/2012 - 13:15

Een brief van de werkgroep Bijengezondheid van imkersvereniging Blaricum stelt dat op grond van de twee recente Science publicaties (waarover elders in deze nieuwsbrief meer) onze recente review in Ecotoxicology en het rapport voor EL&I achterhaald is. Nu hadden wij deze twee artikelen, en nog een paar graag opgenomen, want het zijn goede studies, maar ze veranderen de conclusies tot nu toe niet wezenlijk.
Veel wezenlijker dan bovenstaand verschil van inzicht is de oproep van de werkgroep aan mij. Omdat ik een sleutelrol zou spelen bij de besluitvorming van de overheid over de toelatingen, wat overigens geenszins het geval is, doen zij, mede op grond van “te verwachten dramatische gevolgen voor de natuur en de mens” een “klemmend beroep op mijn integriteit en verantwoordelijkheid als wetenschappelijk onderzoeker, met het verzoek aan mij de staatsecretaris te adviseren dit type gewasbeschermingsmiddelen niet langer toe te laten”.

Wetenschappelijke integriteit
Op welke integriteit wordt nu een beroep gedaan? Over wetenschappelijk integer handelen worden belangrijke dingen gezegd in de gezamenlijke ‘ Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening (VSNU 2004) van de gezamenlijke Nederlandse universiteiten. Zo hoort onder verantwoord wetenschappelijk handelen dat een onderzoeker zich slechts baseert op de wetenschappelijke feiten (blijkend uit eigen onderzoek en dat van anderen) en niet laat leiden door belangen zoals gewin, invloed, politieke belangen, ideële beginselen, religie. Ook staat nadrukkelijk vermeld dat een verantwoord wetenschappelijk onderzoeker wanneer hij uitspraken doet in de maatschappij zich beperkt tot zijn eigen vakgebied.
Er staat nog veel meer in, maar voor mij essentieel is dat ik op grond van bovenstaande twee richtlijnen JUIST NIET op het verzoek kan ingaan. Als ik op grond van een mening (de middelen zijn slecht en moeten weg) de staatssecretaris ga wijsmaken dat ik hem als wetenschapper adviseer met deze middelen te stoppen, ben ik wetenschappelijk niet integer bezig, maar eigenlijk frauduleus. Als ik omdat ‘de middelen slecht zijn voor de menselijke gezondheid’ ga adviseren ze te verbieden, ga ik buiten mijn boekje want ik heb alleen de effecten op bijen onderzocht, en kan dan ook alleen daarover uitspraken doen.

Onlangs is tegen mij en mijn collega’s een klacht ingediend, (zowel bij Wageningen University als bij het tijdschrift Ecotoxicology) en breed in de pers en op het internet uitgemeten, dat wij niet integer zouden handelen. Die klacht is op basis van een degelijk onderzoek ongegrond verklaard, en ook door het tijdschrift Ecotoxicology naar de prullenbak verwezen.

U kunt er van op aan dat wij onze wetenschappelijke integriteit nooit te grabbel zullen gooien door te luisteren naar enige oproep van ideële of commerciële partij. Het is namelijk het enige dat je hebt als wetenschapper. Nou ja, enige: natuurlijk ook liefde voor wetenschap. Maar zonder deze twee ben je nergens.
Bron: Nieuwsbrief van Bijen@wur, editie 24 juli 2012
http://enews.nieuwskiosk.nl/more.aspx?e=16586&b=142797&u=$uid$

Henk Tennekes

za, 07/07/2012 - 07:52

In 1961 sloot de Amerikaanse biologe Rachel Carson zich op in haar huisje in Colesville, Maryland, om haar boek Silent Spring te voltooien. Als serie gepubliceerd in de New Yorker gedurende de zomer van 1962 verscheen Silent Spring in september van dat jaar. Het blijft een van de meest effectieve veroordelingen van industriële wanpraktijken die ooit zijn geschreven, waarmee ecologisch bewustzijn in de VS en Europa in beweging werd gezet. Bij de Women's National Press Club veroordeelde Rachel Carson de nauwe banden die waren ontstaan tussen tussen wetenschap en industrie. "Als een wetenschappelijke organisatie spreekt," vroeg ze, "wiens stem horen we - die van de wetenschap of van de ondersteunende industrie?". Deze vraag blijkt nu net zo van belang te zijn als toen, in 1962. Van enige verbetering in de bestrijdingsmiddelenproblematiek is eveneens geen enkele sprake. De neonicotinoïde insecticiden, die tegenwoordig gebruikt worden in de zaad behandeling, veroorzaken de 'bijenverdwijnziekte', een aandoening waardoor in de Verenigde Staten alleen al in 2007 maar liefst 800.000 bijenkasten werden weggevaagd. Zoals Carson toen al schreef: "Chemische oorlog wordt nooit gewonnen en al het leven is gevangen in haar gewelddadige kruisvuur".
Bron: The Guardian/The Observer, 27 mei 2012
http://www.guardian.co.uk/science/2012/may/27/rachel-carson-silent-spri…

Henk Tennekes

vr, 20/07/2012 - 08:34

Recent schreven we dat een Nederlandse literatuurstudie neonicotinoïden geen belangrijke rol toedicht in de sterfte van bijen. De nieuwsbrief van Wageningen Universiteit vermeldde niet dat het onderzoek in Nederland veel kritiek kreeg omdat twee studies in Science het tegenovergestelde aantonen en een tv-reportage twijfels zaaide bij de onafhankelijkheid van het bijenonderzoek aan de universiteit. De studie van de wetenschappelijke literatuur levert volgens de onderzoekers geen aanwijzingen op dat de toelating van gewasbeschermingsmiddelen belangrijke wetenschappelijke gegevens gemist heeft. Zij bedoelen gegevens die er op zouden wijzen dat neonicotinoïden in belangrijke mate bijdragen aan de verhoogde bijensterfte die wereldwijd wordt waargenomen. De onderzoekers merken wel op dat er een gebrek is aan goede (openbare) onderzoeksresultaten. Het onderzoek werd gelijktijdig gepubliceerd met twee peer reviewed studies in Science die wél een verband leggen tussen de achteruitgang van het bijenbestand en twee insecticiden van de groep der neonicotinoïden. Daarop barstte in Nederland de kritiek op het onderzoek los. Vrijwel meteen werd de onafhankelijkheid van onderzoeker Tjeerd Blacquière in twijfel getrokken, waarna ook de autoriteit van Wageningen Universiteit op het vlak van bijenonderzoek eraan moest geloven. Precies een jaar eerder werd op de Nederlandse televisie immers een documentaire getoond die het imago van de onderzoeker en de universiteit geen goed deed. Het VARA-programma Zembla liet uitschijnen dat het Nederlandse landbouwministerie doof is voor de waarschuwende signalen van de Universiteit van Utrecht en volledig het oordeel volgt van Wageningen Universiteit. Dat is volgens de programmamakers problematisch omdat Wageningen Universiteit, of meer bepaald Plant Research International (PRI), banden zou hebben met de producenten van de gewasbeschermingsmiddelen die een rol spelen in de sterfte van bijen. De Nederlandse staatssecretaris voor Landbouw Henk Bleker kreeg de heikele vraag voorgeschoteld in het parlement, maar antwoordde dat het ongepast is om de integriteit van onderzoeksinstellingen in twijfel te trekken. In de Zembla-documentaire 'Moord op de honingbij' getuigt de Franse hoogleraar Chemie Bonmatin nochtans dat zijn goede samenwerking met Bayer spaak liep omdat de firma na verloop van tijd niet opgetogen was met de onderzoeksresultaten en steeds meer druk ging uitoefenen. Uiteindelijk dreigde Bayer volgens de professor zelfs met een proces wegens smaad omdat het onderzoek het imago van het bedrijf zou schaden. De woordvoerster van Bayer bevestigt dat verhaal niet.
Bron: Vlaams infocentrum land- en tuinbouw, 18 juli 2012
http://www.vilt.be/Literatuurstudie_bijensterfte_kreeg_bakken_kritiek

Henk Tennekes

vr, 03/08/2012 - 07:13

Het ultieme bewijs voor de bepalende rol van het neonicotinoide insecticide imidacloprid bij de bijenvolksterfte (overzichtsartikel van Tennekes en Sanchez-Bayo uit 2013 in de bijlage) wordt geleverd met een wiskundige vergelijking, die het verband beschrijft tussen de blootstellingsconcentraties en blootstellingstijd totdat een dodelijke werking optreedt. Als je dus weet met hoeveel imidacloprid de nectar en het stuifmeel (dat was meegenomen naar de bijenkast) besmet waren, kun je uitrekenen na hoeveel tijd bijensterfte zal optreden. Dat bleek in het onderhavige geval binnen 14 dagen te zijn. Aangezien winterbijen een levensverwachting van enkele maanden hebben, betekent deze dodelijke werking dus gegarandeerd het einde van een bijenvolk.

Henk Tennekes

do, 13/12/2012 - 07:57

Op dit moment vindt er een heftige discussie plaats over de werking van neonicotinoïden die inmiddels op grote schaal in de Nederlandse landbouw worden toegepast. De grote vraag is of er nu wel of niet voldoende wetenschappelijke evidentie aanwezig is om deze stoffen te verbieden. Of dat bij gebrek aan voldoende gegevens beter het voorzorgprincipe kan worden toegepast? Frank Berendse, de Wageningse hoogleraar Natuurbeheer en plantenecologie, heeft de toxicoloog Henk Tennekes uitgenodigd over dit thema te spreken. Tijd: dinsdag 11 december 10.30 uur – 12.00 uur. Plaats: Gaia-gebouw 101, zaal Gaia 1 en 2 (Droevendaalsesteeg 3a, Wageningen). Nadien sprak Theo Brock (Team Environmental Risk Assessment Alterra) over de beoordeling van de ecologische effecten van insecticiden in oppervlaktewater. Bijgevoegd de presentatie van Henk Tennekes.

Op dia 25 levert Tennekes met de resultaten van laboratoriumonderzoek het bewijs dat de hoeveelheden imidacloprid die in stuifmeel zijn gemeten binnen een week dodelijk zijn voor honingbijen. Dat is onomstotelijk bewijs dat imidacloprid een ontoelaatbaar risico voor bijen vormt. Het voordeel van het laboratorium-onderzoek boven het veldexperiment is, dat het hierin mogelijk is om een causale relatie te simuleren in een sterk gecontroleerde omgeving, waarin we de oorzaak, de condities, kunnen manipuleren en er voor kunnen zorgen dat alle andere dingen gelijk zijn; daardoor is er maximale experimentele controle. Een bezwaar kan zijn dat de laboratoriumomstandigheden een slechte nabootsing van de werkelijkheid kunnen zijn; Dit is de vraag naar de inferentiële validiteit van het laboratoriumexperiment. In een veldexperiment is dit per definitie geen (in mindere mate) een probleem. We onderzoeken daar in een natuurlijke situatie, maar de vraag is wel hoe representatief die situatie is voor andere natuurlijke situaties. Wageningse experts zoals Tjeerd Blacquiere en Frank Berendse (natuurbeheer en plantenecologie) volharden in hun visie dat het letale effect van imidacloprid op honingbijen ook door veldonderzoek moet worden aangetoond. Het grote probleem bij veldonderzoek is echter dat bijna iedere plek op aarde met neonicotinoiden is verontreinigd, zodat het bijna onmogelijk is geworden een controlegroep in veldonderzoek te creëren. Waarom laboratoriumonderzoek ineens niet meer meetelt bij de risicobeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen wordt door de Wageningse experts niet uitgelegd. Volgens Tennekes zijn de éénduidige resultaten van het laboratoriumonderzoek meer dan voldoende reden het voorzorgsprincipe op de neonicotinoiden toe te passen. Deze visie werd onlangs ondersteund in een nieuw rapport voor het Europese Parlement (zie bijlage). Theo Brock van Alterra liet in zijn voordracht evenwel doorschemeren dat imidacloprid mogelijk wordt verboden, maar dat zal er alleen maar toe leiden dat een ander neonicotinoide met vergelijkbaar desastreuze eigenschappen, thiacloprid, vermeerd zal worden gebruikt. De bijensterfte problematiek zal daardoor niet worden opgelost.
Dit was de derde keer dat Tennekes in Wageningen over de risico’s van neonicotinoiden gesproken heeft. De eerste keer was op 30 oktober 2009 bij de zogenaamde ‘Spuitschadecommissie’ en de tweede keer op 25 mei 2011 in het Bijenhuis op uitnodiging van het Ctgb toen de neonicotinoiden moesten worden herbeoordeeld. Uitgehaald heeft het niets.
Bron: Universiteit Leiden
http://www.leidenuniv.nl/fsw/psychologielexicon/index.php3-c=67.htm

Henk Tennekes

vr, 18/01/2013 - 12:47

In juli 2010 heb ik een baanbrekende ontdekking gepubliceerd in het tijdschrift Toxicology (bijlage). Daarin wordt overtuigend aangetoond dat het risico van chronische blootstelling van geleedpotigen (daaronder bijen) aan een relatief nieuwe categorie bestrijdingsmiddelen, de zogenaamde neonicotinoiden, die voornamelijk door Bayer CropScience worden geproduceerd, zwaar onderschat is. Over deze conclusie bestaat op dit moment algemene overeenstemming. De ontdekking verklaarde ook de sedert een aantal jaren sterk verhoogde bijensterfte. De neonicotinoiden zijn een belangrijk product van Bayer CropScience, die per jaar honderden miljoenen oplevert.

Ik heb in mijn tijd als hoofd van de toxicologie bij een Zwitsers CRO (1985-1992) kennis gemaakt en vriendschappelijke contacten onderhouden met medewerkers van Bayer CropScience. Mijn expertise als toxicoloog heeft in de chemische industrie nooit ter discussie gestaan. Ik werd algemeen gezien als één van de beste op mijn vakgebied. Ik was uit dien hoofde er van overtuigd dat toxicologen van Bayer CropScience contact met me op zouden nemen om een constructieve dialoog over het onderwerp te beginnen, met als doel er samen uit te komen en nieuwe richtlijnen voor de risico analyse te ontwerpen en geaccordeerd te krijgen door de overheid. Dat zou wel betekenen dat een aantal producten op basis van die nieuwe richtlijnen van de markt zouden moeten worden genomen. Dat komt echter vaker voor in de agrochemische industrie. Bedrijven ontwikkelen voortdurend nieuwe producten, daarbij voortbouwend op bestaande know-how en ervaringen met de eerste producten van een nieuwe stofklasse.

Deze verwachtingen zijn tot mijn grote verontrusting niet uitgekomen. Integendeel, in oktober 2010 stuurde de Editor-in-Chief van het tijdschrift Toxicology mij een zogenaamde Letter to the Editor (zie bijlage) van twee medewerkers van Bayer CropScience, met het verzoek hierop te reageren. Het was een opportunistische poging mijn ontdekking onderuit te halen. Erger nog, de Bayer medewerkers ontkenden dat er sprake was van een onderschatting van het risico van chronische blootstelling van geleedpotigen. Ik zag dit als een poging mijn renommee als toxicoloog aan te tasten. Mijn antwoord (bijlage) heeft brandhout gemaakt van het Bayer CropScience epistel, althans zo zie ik dat. Daarmee was de basis gelegd voor een onverkwikkelijke confrontatie die beide partijen beschadigt of zal gaan beschadigen.

Ik maakte mij op basis van mijn ontdekking grote zorgen over de negatieve gevolgen van het gebruik van deze stoffen voor de biodiversiteit. Aangezien Bayer CropScience de confrontatie verkoos boven een constructieve dialoog, en ik er van overtuigd was dat mijn zorgen gegrond waren en er sprake was van een dreiging van een enorme natuurramp, zag ik mij genoodzaakt in eigen regie een boek te publiceren om de algemeenheid te waarschuwen. Dat is ook gelukt. Het boek “Disaster in the Making” is ingeslagen als een bom en wordt over de hele wereld gelezen. Ik ben daarmee in de voetsporen getreden van de wereldberoemde biologe en schrijfster Rachel Carson, die in 1962 het boek Silent Spring (dode lente) publiceerde. Alleen, het gevolg van dit succes was dat de confrontatie met Bayer CropScience nog verder werd aangescherpt.

Nooit heeft Bayer CropScience een poging gedaan een constructieve dialoog te voeren over het onderwerp. Nooit ben ik betrokken bij verder onderzoek. In de agrochemische industrie wist dus na verloop van tijd iedereen dat de bekende toxicoloog Henk Tennekes in de clinch lag met één van de grootste producenten van bestrijdingsmiddelen. Door verschillende collega’s is mij verzekerd dat een potentiële opdrachtgever uit de agrochemie dan wel drie keer nadenkt voordat hij werk bij mij gaat uitbesteden. Door het uitblijven van een constructieve dialoog werd mijn broodwinning dus aangetast.

Mijn ontdekking wordt op Europees niveau erkend (bijlage). De neonicotinoiden zijn in zwaar vaarwater terecht gekomen. Alle zeilen moeten worden bijgezet om een verbod van de neonicotinoiden te verhinderen. Of dat gaat lukken is zeer de vraag. Zeker is in ieder geval dat het aanzien van Bayer CropScience (en in feite de hele agrochemische sector) door deze kwestie zwaar beschadigd is en veel consumenten de stap naar biologisch voedsel maken.
IK ben niet van plan mijn standpunt ten aanzien van de neonicotinoiden te wijzigen, come what may. Deze stoffen bedreigen de biodiversiteit en hun veelvuldige gebruik kan een milieuramp van ongekende omvang veroorzaken.
w.g. Dr. Ir. H.A. (Henk) Tennekes
Consultant in Toxicology
Experimental Toxicology Services (ETS) Nederland BV
Frankensteeg 4
7201KN Zutphen, The Netherlands
www.toxicology.nl
www.disasterinthemaking.com
www.farmlandbirds.net

Henk Tennekes

za, 19/01/2013 - 11:28

Op verzoek van het Europese Parlement zette het Oostenrijkse milieu-agentschap het wetenschappelijke bewijs voor de effecten van neonicotinoïden op bijen op een rij (bijlage). De hoofdconclusies:

1. Wetenschappers houden neonicotinoïden in toenemende mate verantwoordelijk voor de bijensterfte van de laatste jaren.

2. Neonicotinoïden vertonen een hoge, acute giftigheid voor honingbijen.

3. De chronische blootstelling aan niet dodelijke doses kan leiden tot een breed palet aan verstoringen van het bijengedrag, zoals problemen met vliegen en verlaagde weerstand tegen ziekten.

4. Recente wetenschappelijke vindingen maken het noodzakelijk de toegelaten neonicotinoïden opnieuw op veiligheid te beoordelen.

5. Zolang er onzekerheid is over de effecten van neonicotinoïden op honingbijen, moet het voorzorgprincipe worden gehanteerd.
Dit nieuwe rapport van Europese Directoraat-Generaal over de risico’s van neonicotinoide insecticiden (bijlage) heeft het werk van Henk Tennekes ruim geciteerd, geaccordeerd en bevestigd. Ook het voedselveiligheidsagentschap van de EU, de EFSA, heeft op 16-01-2013 studies over neonicotinoiden gepubliceerd (bijlage) waaruit blijkt dat deze stoffen een onaanvaardbaar risico inhouden voor de gezondheid van de bijen.

Henk Tennekes

ma, 28/01/2013 - 16:42

Een meerderheid in de Tweede Kamer heeft op 24 januari 2013 ingestemd met een verbod op het gebruik van neonicotinoïden in de landbouw en ongediertebestrijding. PvdA, SP, Groen Links, D66, ChristenUnie en 50+ stemden voor de motie die was ingediend door de Partij voor de Dieren. VVD, CDA, PVV en SGP stemden tegen de motie. Staatssecretaris Sharon Dijksma (Landbouw) had de motie ontraden. Dijksma moet zich nu in Europees verband inzetten voor een verbod van alle landbouwtoepassingen van de neonicotinoiden. De motie wil dat de regering zich inzet voor een Europees moratorium op alle toepassingen van neonicotinoïden, tenzij bewezen is dat zij geen schadelijk effect hebben op bijen.

Henk Tennekes

do, 31/01/2013 - 14:37

De Europese Commissie heeft op 31 januari 2013 aangegeven EU-lidstaten te willen verzoeken het gebruik van pesticiden te beperken, die verbonden worden met de achteruitgang van de bijen. De Commissie wil het gebruik van neonicotinoïde insecticiden op zonnebloem, koolzaad, maïs en katoen opschorten. "We hebben de lidstaten gevraagd gedurende twee jaar het gebruik van deze bestrijdingsmiddelen op zaden, granulaten en sprays voor gewassen die voor bijen aantrekkelijk zijn, op te schorten," zei Commissie woordvoerder Frederic Vincent op een normale dagelijkse briefing. Op 15 maart 2013 was er een meerderheid van de lidstaten voor het Commissievoorstel, maar omdat Duitsland en Groot Brittannië zich onthielden, ontstond geen gekwalificeerde meerderheid, zodat geen definitief besluit mogelijk was. Bij de tweede stemming op 29 april 2013 werd wederom geen gekwalificeerde meerderheid gehaald, alhoewel 15 van 27 lidstaten voor het Commissie voorstel stemden. De Commissie besloot daarop het voorstel per 1 december 2013 in te laten gaan.
Bron:
http://uk.reuters.com/article/2013/01/31/eu-pesticides-idUKL5N0B08L2201…

Henk Tennekes

vr, 07/08/2015 - 12:18

Gegen die erdrückende Beweislast der NN-induzierten chronischen, subletalen Vergiftung und ihrer Auswirkungen standen zwei Behauptungen industrie-assozierter Autoren im Raum: Angeblich basierten die verschiedenen Versuche im Labor und durch Semi-Feldversuche auf zu hohen toxischen NN Dosen im angebotenen Futter und würden nicht der eingebrachten NN-Menge in Nektar und Pollen entsprechen. Bei dieser Behauptung berief sich die britische Behörde für Umwelt & Landwirtschaft auf eine „publication in preparation“ der Leiterin ihrer Pestizid-Abteilung, Helen Thompson. Die britische Regierung hatte mit diesen Daten von Thompson im April 2013 vergeblich versucht, das vorerst zwei-jährige EU-Moratorium gegen die drei meist gebrauchten NN zu verhindern. Kurz danach, im Sept. 2013 ist Thompson dann zum NN-Produzenten SYNGENTA übergewechselt. Kürzlich wurde nachgewiesen, dass die damals von Thompson berechneten Ergebnisse dieser Eingabe an die EU-Kommission falsch gewesen sind. Ganz aktuell berichtet in „Nature“ eine schwedische Forschungsgruppe mehrerer Universitäten von sehr sorgfältigen, replizierten FeldVersuchen. In 16 gepaarten Landschaftsflächen, wurde eine Kontrollfläche mit einer Versuchsfläche verglichen, auf der an einem mit Clothianidin (Handelname „Poncho“) behandelten Rapsfeld positionierte Bienen auch Zugang zu Wildblumen und Wegrainen hatten. Sowohl Honigbienen wie auch Hummeln hatten Pollen und Nektar gesammelt, deren NN-Konzentrationen den Versuchsbedingungen der Semi-Feldversuche entsprachen, und somit die genannte Zweckbehauptung widerlegten. Des Weiteren ist angeführt worden, dass bei bisherigen Versuchen wahrscheinlich auch deshalb zu hohe Dosen gefüttert worden seien, weil Bienen die NN-belasteten Blüten erkennen und deshalb andere Blumen vorzögen. Auch hier kann man von Industrie-Freundlichkeit ausgehen, denn der wahrscheinliche Hauptautor bei bezüglich Bienenforschung eher unbekannten Ko-Autoren, T. Blacquière, führt ein Stiftungsinstitut der Firmen BAYER und SYNGENTA an der Universität Wageningen in den Niederlanden, wo er mit einem „gezinkten“, und NN mit falschen Behauptungen deckenden Gutachten negativ aufgefallen ist.
Auteur: Klaus-Werner Wenzel. Neonikotinoid-Insektizide als Verursacher des Bienensterbens. Entomologische Zeitschrift · Schwanfeld · 125 (2) 2015
NN = Neonikotinoide

Henk Tennekes

wo, 02/09/2015 - 16:45

Hieronder een lijst van 29 wetenschappelijke studies, gepubliceerd tot en met het jaar 2011, waarvan de conclusies waarschuwen voor de neurotoxische effecten van systemische bestrijdingsmiddelen op bijen, hommels, en vlinders. Tien relevante publicaties worden niet geciteerd in de literatuurstudie van Blacquiere c.s. Bij zijn voordracht bij het Ctgb in mei 2011 in het kader van de door de Tweede Kamer gewenste herbeoordeling van de neonicotinoïden, waarbij Tjeerd Blacquiere aanwezig was, verklaarde Henk Tennekes de door Luc Belzunces in 2001 beschreven discrepantie tussen de acute en chronische toxiciteit van imidacloprid voor bijen (beschreven in referentie 5) met de versterking van de werking van imidacloprid door de tijd (beschreven in 2010 in referentie 22). De ontdekking van Belzunces is van groot belang omdat het verklaart waarom de sporen van imidacloprid in stuifmeel en nectar op termijn een dodelijke werking op bijen hebben. Blacquiere citeert de studie van Belzunces maar laat de zeer plausibele verklaring van Tennekes in zijn publicatie van 2010 volkomen buiten beschouwing. Daaruit kan alleen maar geconcludeerd worden dat Blacquiere het door Tennekes aangetoonde werkingsmechanisme van imidacloprid niet wilde overnemen omdat dit zijn eindconclusie ("het verdwijnen van bijenvolken hangt op geen enkele manier samen met het gebruik van neonicotinen in het veld") onderuit had gehaald.
1 (niet geciteerd). Invisible damage to honeybee colonies from pesticides
Davis, A. R. Shuel, R. W.
Canadian Beekeeping, 1985

2 (niet geciteerd). Laboratory studies of honeybee larval growth and development as affected by systemic insecticides at adult-sublethal levels
DAVIS A. R., SOLOMON K. R., Shuel R. W., 1988
Journal of Apicultural Research, 27 (3) : 146-161.

3 (geciteerd). Characteristics of imidacloprid toxicity in two Apis mellifera subspecies
Suchail S., Guez D. and Belzunces L.P. (2000) .
Environ. Toxicol. Chem. 19, 1901-1905.

4 (geciteerd). Hazards of imidacloprid seed coating to Bombus terrestris (Hymenoptera : Apidea) when applied to sunflower.
Tasei JN, Ripault G, Rivault E.
J Econ Entomol. 2001 ;94:623–627.

5 (geciteerd). Discrepancy between acute and chronic toxicity induced by imidacloprid and its metabolites in Apis mellifera
Suchail S., Guez D. and Belzunces L.P. (2001)
Environ. Toxicol. Chem. 20, 2482-2486.

6 (geciteerd). Toxicity and nicotinic acetylcholine receptor interaction of imidacloprid and its metabolites in Apis mellifera (Hymenoptera : Apidae)
Nauen R, Ebbinghaus-Kintscher U, Schmuck R.
Pest Manag Sci. 2001 ;57:577–586

7 (niet geciteerd). Intoxication of honeybees on chemical treated winter rape : problem of its verification
KAMLER F., TITĚRA D., PIŠKULOVÁ J., HAJŠLOVÁ J., MAŠTOVSKÁ K.
Bulletin of insectology 56 (1) : 125-127, 2003 ISSN 1721-8861

8 (geciteerd). Effects of imidacloprid administered in sub-lethal doses on honey bee behavior. Laboratory tests
MEDRZYCKI P., MONTANARI R., BORTOLOTTI L., SABATINI A. G., PORRINI C.
Bulletin of insectology 56 (1) : 59-62,2003 ISSN 1721-8861

9 (geciteerd). Effects of sub-lethal imidacloprid doses on the homing rate and foraging activity of honey bees
BORTOLOTTI L., MONTANARI R., MARCELINO J., MEDRZYCKI P., MAINI S., PORRINI C. (2003)
Bulletin of insectology 56 (1) : 63-67,2003 ISSN 1721-8861

10 (niet geciteerd). Risk of environmental contamination by the active ingredient imidacloprid used for corn seed dressing. Preliminary results
GREATTI M., SABATINI A. G., BARBATTINI R., ROSSI S., STRAVISI A.
Bulletin of insectology 56 (1) : 69-72, 2003 ISSN 1721-8861

11 (niet geciteerd). Laboratory assessment of pesticide toxicity to bumblebees
MARLETTO F., PATETTA A., MANINO A.
Bulletin of insectology 56 (1) : 155-158, 2003 ISSN 1721-8861

12 (geciteerd). Mechanism for the differential toxicity of neonicotinoid insecticides in the honey bee, Apis mellifera.
Iwasa T, Motoyama N, Ambrose JT, Roe MR.
Crop Prot. 2004 ;23:371–378.

13 (geciteerd). Metabolism of imidacloprid in Apis mellifera
Suchail S., Debrauwer D., Belzunces L.P. (2004)
Pest Management Science, Vol.60, Issue 3, 391-296

14 (niet geciteerd). Quantification of imidacloprid uptake in maize crops
Bonmatin, J. M., Marchant, P.A., Charvet, R., Moineau, I., Bengsch, E.R., Colin, M.E. (2005), Journal of Agricultural and Food Chemistry 53, 5336-5341.

15 (geciteerd). A survey of pesticide residues in pollen loads collected by honey bees in France.
Chauzat MP, Faucon JP, Martel AC, Lachaize J, Cougoule N, Aubert M. J Econ
Entomol. 2006 ;99:253–262.

16 (geciteerd). What’s Killing American Honey Bees ?
Oldroyd BP (2007) PLoS Biol 5(6) : e168. doi:10.1371/journal.pbio.0050168

17 (geciteerd). Translocation of Neonicotinoid Insecticides From Coated Seeds to SeedlingGuttation Drops : A Novel Way of Intoxication for Bees
Girolami, V. M. (2009), Journal of Economic entomology, 102 (5), 1808-1815.

18 (geciteerd). Interactions between Nosema microspores and a neonicotinoid weaken honeybees (Apis mellifera)
Alaux C., Brunet J.-L., Dussaubat C., Mondet F., Tchamitchan S., Cousin M., Brillard J., Baldy A., Belzunces L.P., Le Conte Y. (2009), Environmental Microbiology, doi:10.1111/j.1462-2920.2009.02123.x

19 (geciteerd). Influence of pesticide residues on honey bee (Hymenoptera : Apidae) colony health in France
Chauzat MP, Carpentier P, Martel AC, Bougeard S, Cougoule N, Porta P, Lachaize J, Madec F, Aubert M, Faucon JP.
Environ Entomol. 2009 ;38:514–523.

20 (geciteerd). Residues of pesticides in honeybee (Apis mellifera carnica) bee bread and in pollen loads from treated apple orchards.
Smodis Skerl MI, Velikonja Bolta S, Basa Cesnik H, Gregorc A.
Bull Environ Contam Toxicol. 2009 ;83:374–377.

21 (niet geciteerd). Behind mass die-offs, pesticides lurk as culprit
Shah, S. Yale Environment 360, 7 January 2010

22 (niet geciteerd). The significance of the Druckrey-Kupfmuller equation for risk assessment – The toxicity of neonicotinoid insecticides to arthropods is reinforced by exposure time
Tennekes, H.A (2010), Toxicology 276, 1-4

23 (geciteerd). The German bee monitoring project : a long term study to understand periodically high winter losses of honey bee colonies.
Genersch E, Ohe W, Kaatz H, Schroeder A, Otten C, Büchler R, Berg S, Ritter W, Mühlen W, Gisder S, Meixner M, Liebig G, Rosenkranz P.
Apidologie. 2010 ;41:332–352.

24 (geciteerd). Sudden deaths and colony population decline in Greek honey bee colonies.
Bacandritsos N, Granato A, Budge G, Papanastasiou I, Roinioti E, Caldon M, Falcaro C, Gallina A, Mutinelli F.
J Invertebr Pathol. 2010 ;105:335–340.

25 (niet geciteerd). Pesticides and honey bee toxicity – USA
Reed M. Johnson, Marion D. Ellis, Christopher A. Mullin and Maryann Frazier
Apidologie Volume 41, Number 3, May-June 2010 Honey bee health

26 (geciteerd). Exposure to Sublethal Doses of Fipronil and Thiacloprid Highly Increases Mortality of Honeybees Previously Infected by Nosema ceranae
Vidau C, Diogon M, Aufauvre J, Fontbonne R, Vigue`s B, et al. (2011). PLoS ONE 6(6) : e21550. doi:10.1371/journal.pone.0021550

27 (geciteerd). Risk assessment for side-effects of neonicotinoids against bumblebees with and without impairing foraging behaviour
Mommaerts V., Reynders S., Boulet J., Besard L., Sterk and Smagghe G. (2010) Ecotoxicology 19:207-215 Doi 10.1007/s10646-009-0406-2

28 (niet geciteerd). The potential impacts of insecticides on the life history traits of bees and the consequences for pollination
Brittain C., and Potts S.G. (2011), Basic and applied ecology 12 321-331

29 (geciteerd). An assessment of honeybee colony matrices, Apis mellifera (Hymenoptera Apidae) to monitor pesticide presences in continental France.
Chauzat MP, Martel AC, Cougoule N, Porta P, Lachaize J, Zeggane S, Aubert M, Carpentier P, Faucon JP.
Environ Toxicol Chem. 2011 ;30:103–111.

Henk Tennekes

ma, 25/01/2016 - 16:01

Any studies that reported adverse effects of NN to bees were criticised and undermined by claiming that ‘unrealistically high dosages of NN’ had been used in the experiments; this implied that the studies were ‘invalid’. They claimed that, under ‘real’ field conditions, bees could detect chemical residues of NN in treated crops and so avoided foraging on them . Yet again, this spurious claim was shown to be wrong, as recently published in Nature. Once again, one can see a strong association with the pesticide industry among these critics, as the likely main author T. Blaquière, belongs to an institute (loosely connected to the University Wageningen / NL), which is funded by both BAYER and SYNGENTA. Strangely, among his fellow authors Blaquière is rather unknown for bee-research. In addition he has a bad reputation in the Netherlands, due to peddling his fake expertise, with false assertions about Neonicotinoids. Blaquière's false claim, that bees could detect the taste of neonicotinoids and thus avoid them by feeding preferentially on untreated flowers, was demolished by research groups from English and Irish universities.