De woudaap heeft geen schijn van kans in een met bestrijdingsmiddelen vergiftigd landschap

De woudaap (Ixobrychus minutus) is een van onze kleinste reigertjes, nauwelijks groter dan een duif. De vogel nestelt in moerassen met open water en overgangen tussen dichte riet- of lisdoddenvegetatie en verspreide opslag. Het voedsel van de woudaap bestaat uit vis, amfibieën en aquatische insecten, die worden gevangen in ondiep, helder water. Rond 1960 hebben vermoedelijk 200-260 paren van de woudaap in Nederland gebroed. Dit aantal was rond 1975 al gehalveerd en is blijven steken op enkele tientallen. Jaarlijks worden rond 10 territoria van de soort gemeld. De schattingen lopen sterk uiteen, maar meer dan 10-30 territoria zijn vooralsnog niet aannemelijk. De afname ten opzichte van 1960 bedraagt dus meer dan 90%.

De grote karekiet houdt het ook in de Loosdrechtse Plassen voor gezien

Hoe gaat het met de Grote Karekiet (Acrocephalus arundinaceus) in het Gooi, en omstreken? Om met het goede nieuws te beginnen, ze komen er nog voor, maar hier houdt het ook mee op. De soort is in de tweede helft van de vorige eeuw in Nederland meer dan gedecimeerd van 5000 naar 250 broedparen en de afgelopen jaren heeft deze dalende trend zich voortgezet, ook in onze regio. De oostelijke vechtplassen in de omgeving van Loosdrecht vormden altijd een bolwerk voor de Grote Karekiet. Eckhart Heunks en Martin Poot houden hier jaarlijks een telling en op waarvan ze het volgende verslag doen: "De jaarlijkse grote karekieten-telling Loosdrechtse Plassen leverde slechts 11 zingende mannetjes op! Dat is schrikbarend weinig vergeleken met de 25 tot meer dan 30 mannetjes die we afgelopen 12 jaren hier telden."

De populatie Roeken gaat hard achteruit in Noord-Brabant

Van 118 kolonies zijn de resultaten van 2013 en 2014 bekend en op basis daarvan komt een bijzonder sterke achteruitgang naar voren van maar liefst 26%! In deze kolonies werden 729 paren minder geteld dan in 2013. Extrapoleren we de gegevens naar de kolonies die nog niet zijn ingevoerd dan lijkt het erop dat we rekening moeten houden met een totale achteruitgang van ruim 1000 paren. Roeken (Corvus frugilegus) prefereren dierlijk voedsel (regenwormen, slakken, insecten (vooral ritnaalden; de larven van kniptorren) en af en toe zelfs muizen. Plantaardig voedsel maakt ongeveer 60% van hun dieet uit. De plantaardige voeding bestaat vooral uit allerlei zaden. Ook worden wel noten, eikels en vruchten als kersen en pruimen gegeten. Juvenielen worden voornamelijk met wormen en insecten gevoerd.

Duitse rechtbank vindt kritiek op neonicotinoïde geoorloofd

De Duitse afdeling van milieuorganisatie Friends of the Earth (Bund) mag kritiek hebben op de neonicotinoïde thiacloprid. Dat vindt de regionale rechtbank in Düsseldorf. Bund vindt dat thiacloprid schadelijk is voor bijen. Producent Bayer CropScience spande een rechtszaak aan. Het chemieconcern vindt de kritiek van Bund niet terecht. Maar de rechtbank stelt dat Bund het recht heeft om zijn bezorgdheid kenbaar te maken. De Europese Commissie verbood per 1 oktober 2013 voor een periode van twee jaar drie neonicotinoïden, omdat de Europese voedselautoriteit Efsa stelt dat er een relatie is tussen het gebruik van neonicotinoïden en overmatige bijensterfte. Het gaat om imidacloprid en clothianidin, geproduceerd door Bayer CropScience, en thiamethoxam van Syngenta. Beide concerns hebben rechtszaken aangespannen tegen de Commissie om het verbod aan te vechten. Deze zaken lopen nog.

Zelfs in de bolwerken leggen insecten het loodje - vlinders houden het voor gezien in de duinen

In de duinen worden de laatste tien jaar minder vlindersoorten gesignaleerd. Duingebieden waren jarenlang zeer vlinderrijk en het leek of de achteruitgang daar minder dramatisch was dan in het binnenland. Er zijn zeven soorten vlinders minder gezien dan bij het begin van de tellingen in 1990, eein teruggang van 35 procent. De cijfers zijn gebaseerd op een opschrijfboekje uit de jaren veertig, waarin het aantal vlinders in het duingebied tussen Egmond en Wijk aan Zee zorgvuldig werd bijgehouden. Rienk Slings van PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland heeft in het tijdschrift Vlinders een vergelijking gemaakt. Soorten als de veldparelmoervlinder, zilveren maan en grote parelmoervlinder kwamen toen nog in de duinen voor, maar worden daar inmiddels al jaren niet meer gezien.

De duinbewonende roofvogels zijn door achteruitgang van ongewervelde en kleinere gewervelde dieren uitgeroeid op Ameland

De gegevens van de afgelopen 24 broedseizoenen geven een duidelijk beeld van een sterke achteruitgang van duinbewonende roofvogels op Ameland. De achteruitgang van de ongewervelde en kleinere gewervelde dieren maken dat de duingraslanden minder geschikte voedselgebieden worden voor veeleisende jagers zoals de Grauwe klauwier (Lanius collurio) , Grauwe kiekendief (Circus pygargus), Blauwe kiekendief (Circus cyaneus) en Velduil (Asio flammeus). De ontwikkeling bij de Velduil is spectaculair negatief. Rond 1989 is er sprake van een extreem goede muizenvangst voor velduilen. In 2004 was het afgelopen met de Velduil op het eens zo machtige bolwerk Ameland. Ook bij de Blauwe kiekendief is sprake van een sterk negatieve trend. De daling in aantallen broedparen wordt ingezet vanaf 1994; in 2009 is de soort als broedvogel op Ameland verdwenen. Roofvogels staan zonder uitzondering aan de top van een voedselketen en de veranderingen aan de top van de voedselketens zijn een afspiegeling van meerdere niveaus lager in de keten. Ook het eerder van het eiland verdwijnen van de Grauwe klauwier en Grauwe kiekendief moet in dit licht gezien worden.

De argusvlinder legt het loodje in een met pesticiden vergiftigd landschap

De argusvlinder was lange tijd een algemene vlindersoort in Nederland. Maar sinds het midden van de jaren 1990 gaat het niet goed. Anno 2014 is de argusvlinder van de zandgronden in Nederland zo goed als verdwenen. Alleen in het laagveen- en zeekleigebied, in de duinen en het Limburgse heuvelland houdt de argusvlinder nog stand. De argusvlinder is de afgelopen jaren meer dan 95% achteruit gegaan. In het westen is hij veel gezien, en ook uit Noordwest-Overijssel komen meldingen. Ook op de grens van Groningen en Drenthe, in Roswinkel, zit nog steeds een populatie en in alle drie generaties zijn er daar argusvlinders gezien. Voor de rest ontbreken waarnemingen in het oosten van ons land.

De door bestrijdingsmiddelen veroorzaakte neerwaartse spiraal: minder planten, minder bijen, minder bijen, minder planten

Uit onderzoek van stuifmeel van bijen uit museumcollecties blijkt dat het verlies aan bloemen in het landschap wel eens een belangrijke oorzaak van de achteruitgang van wilde bijensoorten zou kunnen zijn. Dit werd al langer vermoed, maar tot op heden ontbrak hiervoor het bewijs. Dat bewijs is nu geleverd aan de hand van museumcollecties. De achteruitgang van wilde bijen wordt vaak toegeschreven aan de achteruitgang van het landschap, in die zin dat er steeds minder bloeiende planten voorkomen en de bijen dus minder voedsel kunnen verzamelen. Alterra-onderzoeker Jeroen Scheper heeft samen met collega’s van onder andere de universiteiten van Wageningen, Leiden en Nijmegen het stuifmeel van bijen in museumcollecties onderzocht. Aan de hand hiervan konden zij bepalen welk planten door die ‘historische’ bijen (van vòòr 1950) als waardplant werden gebruikt. Zij onderzochten daarbij 57 bijensoorten.

De ramp in de vogelwereld schijnt niemand te deren

Het aantal vogels in Europa is de afgelopen dertig jaar flink afgenomen. Vooral onder alledaagse vogels als mussen, spreeuwen en leeuweriken is de daling groot. Dat schrijven Britse biologen maandag in het tijdschrift Ecology Letters. De onderzoekers baseren zich op waarnemingen uit 25 Europese landen. In vergelijking met dertig jaar geleden zijn er nu maar liefst 421 miljoen vogels minder. Negentig procent van de daling komt op het conto van de 36 meest voorkomende vogels. De achteruitgang baart de biologen zorgen. Niet alleen zijn vogels nuttig, bijvoorbeeld omdat ze schadelijke insecten eten of zaden verspreiden, ze dragen ook bij aan het welbevinden van de bevolking – door het luisteren naar vogelzang of door bij wijze van hobby naar vogels te kijken. Doordat juist de meest algemene soorten achteruitgaan, valt er minder te genieten voor de doorsnee burger.

Het is stil geworden in de Krimpenerwaard - over 20 jaar is er geen grutto meer over

De Krimpenerwaard is een gebied dat wordt omsloten door de Hollandse IJssel, de Lek en de Vlist. Er zijn meerdere polders in het gebied. Ten oosten ligt de Lopikerwaard, ten westen de Zuidplaspolder. Ooit was de Krimpenerwaard met zijn drassige weiden vol gras- en kruidensoorten een ideaal leefgebied voor weidevogels als de grutto (Limosa limosa). “Die tijden zijn helaas voorbij”, verzucht Klaas de Mik, coördinator van de weidevogelwerkgroep van de Natuur- en Vogelwerkgroep Krimpenerwaard (NVWK). Grutto’s hebben een slecht broedjaar achter de rug. Zo ook in de Krimpenerwaard waar het aantal al jaren gestaag afneemt. De populatie grutto’s in de Krimpenerwaard loopt nu jaarlijks met zo’n 3 tot 5 procent terug, zo blijkt uit tellingen. “Dat klinkt misschien niet dramatisch”, zegt De Mik, “maar in dit tempo is er over twintig jaar geen grutto meer over.” In het beheergebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is het neonicotinoide insecticide imidacloprid de grootste probleemstof: in 64% van de metingen in 2012 werd de stof in normoverschrijdende concentraties in het oppervlaktewater aangetoond. Imidacloprid is uitzonderlijk giftig voor insecten, die de belangrijkste voedingsbron voor gruttokuikens zijn. Zuid-Holland veroorzaakt met deze groteske milieuverontreiniging met een uiterst giftig bestrijdingsmiddel een ramp onder de weidevogels. Uit de Weidevogelbalans 2013 van SOVON blijkt dat in Zuid-Holland de Kievit met 7,3% per jaar achteruit is gegaan, de Scholekster met 5,6 % per jaar, Grutto met 3% en Tureluur met 6% per jaar. Kritische soorten als Watersnip, Kemphaan en Zomertaling zijn in Zuid-Holland inmiddels uit het agrarisch gebied vrijwel verdwenen.