Open Letter to American Beekeepers

The Presidential Task Force Report on Bee and Pollinator Health has been widely condemned for failing to address the primary cause of bee-deaths in America: pesticides. Environmental NGOs have strongly criticised the Task Force Report including: PANNA, Beyond Pesticides, Center for Food Safety, Friends of the Earth, National Resources Defense Council and EcoWatch [please read articles in footnote 1]. The central criticism is that this report gives pesticides a free pass in relation to bee colony deaths.It is largely ‘Greenwash’ to cover up the issue of mass bee deaths and delay action; a nice piece of window dressing designed to give the illusion that ‘something is being done’, when in truth, nothing substantial is being done at all. In contrast to the reaction of the NGOs, there has been a deafening silence from the national beekeeping organisations; this suggests their complete submission to the corporations which set up and dominated the Task Force: Bayer, Syngenta and Monsanto. Independent scientists overwhelmingly blame just one factor for millions of bee colony deaths: the prophylactic use of neonicotinoid seed-dressings, (along with fungicides, herbicides and growth regulators), on over 200 million acres of American crops. There is no doubt that the primary objective of those who ran this Task Force, was to defend the market freedom and profitability of their pesticides at all costs. In order to justify this corporate greed, they rejected a mountain of scientific evidence (more than 800 peer-reviewed papers), which confirm neonicotinoids as the primary factor in global bee decline. They also dismissed the eye-witness accounts of some of America’s most eminent beekeepers, who ascribe the loss of thousands of their colonies, to the lethal cocktail of pesticides which saturates the farming landscape. Everything else on the Task Force Agenda was just ‘smoke and mirrors’, to divert attention from the pesticide companies’ real objectives, namely to: Absolve pesticides of all responsibility for global bee deaths; Protect neonicotinoids from any threat of regulatory interference; Preserve the market dominance of neonicotinoids and their 2.4 billion dollar annual profits.

Prachtklokje dreigt als wilde plant te verdwijnen uit Nederland

Prachtklokje (Campanula persicifolia) is een typische zoomplant van kalkrijke grond. Optimaal groeit zij in allerlei halfschaduwsituaties. In bossen komt zij gewoonlijk voor waar relatief veel licht doordringt tot de bosbodem, zoals op kapvlaktes, langs bospaden, in bosranden of waar bomen zijn omgewaaid. In graslanden en op kalkrotsen groeit zij vooral op plaatsen waar sprake is van enige beschaduwing door bomen of struiken. Prachtklokje dreigt als wilde plant te verdwijnen uit Nederland. De sterke achteruitgang van deze soort heeft zich voortgezet gedurende de afgelopen jaren. Inmiddels resteren er nog maar drie kleine populaties waarvan vast staat dat het wilde planten betreft. Deze bevinden zich in Zuid-Limburg. Elders in Zuid-Limburg en in Oost-Twente zijn nog wel meer populaties met bloeiende planten in bossen en kalkgraslanden aanwezig, maar in alle gevallen zijn er aanwijzingen dat het verwilderde exemplaren betreft.

Een op de vijf wilde-plantensoorten in Groot-Brittannië wordt met uitsterven bedreigd

Dit blijkt uit een nieuw onderzoek naar de stand van de Britse flora. Het overzicht is samengesteld door een aantal samenwerkende natuurorganisaties waaronder het Natural History Museum uit Londen en de Botanical Society for the British Isles. In totaal telt Groot-Brittannië volgens het overzicht nu nog 1.756 verschillende wilde-plantensoorten. Daarvan verkeren 345 (19,6 procent) volgens de onderzoekers in de gevarenzone. Zo is een zeer fleurige variant van de boterbloem, de akkerboterbloem (Ranunculus arvensis), die tweeduizend jaar geleden door Romeinse soldaten in Groot-Brittannië werd ingevoerd, ernstig bedreigd. Maar ook de ruige klaproos (Papaver argemone) is kwetsbaar, hetzelfde geldt voor de veldgentiaan (Gentianella campestris) en de welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia). De onderzoekers schrijven de achteruitgang vooral toe aan steeds intensievere landbouwmethodes en het veelvuldig gebruik van herbiciden. Hierdoor worden niet alleen akkers met bepaalde gewassen getroffen, maar ook naburige velden met grazend vee vertoont een duidelijke achteruitgang in de soortenrijkdom. ,,De diversiteit van ons landschap verslechtert constant terwijl de habitat versnippert en de daarmee verbonden planten verloren gaan'', zo schrijven de onderzoekers in hun studie.

Teleurstellend resultaat bestrijdingsmiddelen debat 2e Kamer

Veel partijen zijn ook nog steeds bezorgd over neonicotinoïden. Deze stoffen, die in bestrijdingsmiddelen zitten, worden verantwoordelijk gehouden voor de massale sterfte onder honingbijen en andere nuttige insecten. Op dit moment geldt een tweejarig verbod van de Europese Unie, maar dat loopt dit jaar af. De EU liet daarom onderzoek uitvoeren om te bepalen hoe het verder moet met de neonicotinoïden. Het onderzoek wees uit dat ze niet alleen schadelijk zijn voor de honingbij, maar ook voor grote groepen andere insecten. D66, PVV, SP, GroenLinks, PvdA, ChristenUnie en Partij voor de Dieren maken zich veel zorgen. Onder meer GroenLinks pleit voor een tijdelijk verbod op neonicotinoïden. Staatssecretaris Dijksma liet de Kamer weten dat zij het College voor de Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden heeft gevraagd om een herbeoordeling van de stoffen. Het college bekijkt onder meer wat de gevolgen zijn voor het oppervlaktewater als de middelen opnieuw worden toegelaten. De beoordeling wordt nog voor de zomer verwacht.

Het Vlaamse oppervlaktewater is sterk verontreinigd met neonicotinoïden

In 2014 heeft de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) voor het eerst metingen uitgevoerd op 92 locaties in Vlaanderen om een algemeen beeld te krijgen van de aanwezigheid van neonicotinoïden in de sloten. Het oppervlaktewater werd specifiek onderzocht op aanwezigheid van imidacloprid, thiamethoxam en clothianidine, gifstoffen die onderdeel uitmaken van gewasbeschermingsmiddelen en biociden die in de landbouw veelvuldig worden toegepast voor de bestrijding van insecten. De eerste meetresultaten zijn uiterst verontrustend. Maar liefst 90 procent van de meetlocaties bevat imidacloprid, 44 procent thiamethoxam en 26 procent clothianidine. Het VMM heeft de cijfers getoetst aan de PNEC (Predicted No Effect Concentration), het cijfer dat niet mag worden overschreden omdat dan het ecosysteem serieus gevaar loopt. Toetsing toont aan dat imidacloprid op alle meetplaatsen met 8 nanogram per liter de gemiddelde PNEC-waarde overschrijdt.

Neurotoxiciteit studie met Imidacloprid van Bayer CropScience toont mogelijk schadelijke werking op de ontwikkeling van de hersenen aan

Bij neurotoxiciteit studies wordt onder andere onderzocht of pre- of postnatale blootstelling aan een giftige stof invloed heeft op de ontwikkeling van het zenuwstelsel. Bayer Crop Science (BCS) heeft in 2001 een dergelijke studie uitgevoerd met imidacloprid. Imidacloprid werd toegediend via het dieet aan zwangere Sprague Dawley ratten van zwangerschapsdag 0-20 tot en met lactatiedag 21 in doseringen van 0, 100, 250 en 750 ppm, overeenkomend met een gemiddelde dagelijkse dosis van 0, 8, 19 en 54,7 mg / kg / dag . Het nageslacht werd indirect blootgesteld aan imidacloprid over een totaal van 41 dagen (20 dagen in de baarmoeder en 21 dagen via lactatie). Na het spenen op postnatale dag 21 werd onbehandeld voedsel gegeven. De hersenen van 10 dieren / geslacht / groep werden geanalyseerd op postnatale dagen 11 en 75. Op postnatale dag 11 vertoonden vrouwelijke dieren van de 750 ppm groep een verminderde omvang van caudate putamen (-5.5%) en een aanzienlijke vermindering van de omvang van het corpus callosum (-27,6%). Morfometrische hersen metingen werden niet uitgevoerd in de intermediaire en lage dosis groepen. Het EFSA-panel voor gewasbeschermingsmiddelen en residuen (PPR) heeft bezorgdheid geuit over deze resultaten, vooral gelet op de omvang van de daling van het corpus callosum. Het belangrijkste punt van onenigheid tussen BCS en het PPR-panel is de interpretatie van de morfometrische data. BCS betoogt dat imidacloprid geen morfometrische effecten in hun studie heeft veroorzaakt, alhoewel BCS erkent dat hun morfometrisch onderzoek werd beperkt tot de hoge dosis en de controlegroep. Daarentegen ziet het PPR-panel de morfometrische gegevens een bron van zorg door het ontbreken van intermediaire en lage dosis gegevens. Met de beschikbare gegevens is het onmogelijk om een ​​dosis-werkingsrelatie van de morfometrische veranderingen te beoordelen. Er bestaat volgens het PPR-panel grote onzekerheid over de potentiële neurotoxiciteit van imidacloprid. Ook de Amerikaanse EPA had kritiek op het ontbreken van intermediaire en lage dosis gegevens.

Het is kommer en kwel met de vogels in de Beemster

Bij het doorbladeren van het rapport over drie jaar (2011/12/13) van de Vogelwerkgroep Beemster wordt je niet echt vrolijk: zoveel dode torenvalken werden er teruggemeld en de vindplaatsen waren overal in Noord-Holland, van Spanbroek tot Schoorl en Holysloot. Het rapport meldt dat het aantal geringde torenvalkpullen hard achteruit ging van 90 naar 60 in 2012 naar 40 in 2013. Ook het aantal steenuilen loopt achteruit, deels door voedselgebrek. Voor de boerenzwaluw was 2011 nog het beste jaar maar daarna zakte de telling. Er zijn geen boomvalken waargenomen. In de winter werden enkele slechtvalken. waargenomen (meestal jonge vogels). Helaas loopt de kerkuil ook in de Beemster achteruit.

De achteruitgang van gierzwaluwen in Lochem

Vanaf 1992 worden er in Lochem jaarlijks gierzwaluwen geteld vanaf de toren van de Gudulakerk. Deze tellingen geven geen exacte aantallen van aanwezige vogels maar er is wel een trend uit af te leiden. Bij het begin van de tellingen in de jaren negentig werden nog aantallen van rond de 400 vogels geteld in 1 telronde. Daarna ontstond een neerwaartse trend met een dieptepunt in 2009 met minder dan 150 getelde vogels in 1 telronde. Binnen deze dalende trend lijkt er op dit moment sprake van een herstel. Het hoogste aantal getelde vogels in 1 telronde in 2014 bedraagt 255.

Sinds het midden van de 20ste eeuw zijn bijna 500 soorten van inheemse wilde planten achteruit gegaan en meer dan 40 soorten zijn verdwenen

De rode lijst voor planten heeft als bedoeling om bedreigde soorten te inventariseren. Eveneens is het de bedoeling om met bewust overheids- en semi overheidsbeleid, achteruitgang van planten te voorkomen. Sinds het midden van de 20ste eeuw zijn er namelijk bijna 500 soorten van de inheemse wilde plantensoorten minder geworden, waarvan er meer dan 40 soorten verdwenen zijn. Om deze achteruitgang en/of verdwijnen van planten te voorkomen, is de rode lijst voor planten opgesteld. De rode lijst planten hebben geen officiële juridische status. Planten op de Flora- en Faunawet hebben daarentegen wel een juridische bescherming.

De achteruitgang van waterroofkevers in Vlaanderen

De familie Dytiscidae of waterroofkevers zijn een groep rovende, in het water levende kevers die verwant zijn aan loopkevers (familie Carabidae). Ze komen voor over de hele wereld in vrijwel alle niet te sterk verontreinigde, zoete en brakke oppervlaktewateren. De familie Dytiscidae wordt in België vertegenwoordigd door 109 soorten uit 30 genera. Van de 105 in Vlaanderen voorkomende soorten zijn er 94 soorten aangetroffen in de provincie Antwerpen. Tijdens recent onderzoek werden in Antwerpen nog 77 soorten teruggevonden. 17 soorten werden recent niet meer waargenomen in de provincie en worden hier, en voor een aantal van deze soorten in heel België, nu beschouwd als regionaal uitgestorven. Vier soorten zijn recent enkel nog in de provincie Antwerpen aangetroffen.