Zorgen over de teruglopende visstand van de Waddenzee

Het NIOZ, het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, meet sinds 1964 de soorten en de hoeveelheden vis in de Waddenzee. Vanaf maart tot oktober wordt dagelijks de inhoud van een komfuik bij de Stuifdijk onderzocht. De data geven een uniek inzicht in de samenstelling en rijkdom van de visstand in de Waddenzee door de jaren heen. Het is voor het eerst dat de onderzoeksgegevens voor een breed publiek toegankelijk worden gemaakt. Het blijkt dat de vangsten de laatste 50 jaar sterk zijn afgenomen. Het aantal vissen is gedaald en sommige vissoorten zijn nagenoeg verdwenen. Wouter van der Heij, bioloog bij de Waddenvereniging: ‘Vroeger zaten er gemiddeld 20 palingen per dag in de fuik, nu moet je blij zijn als dat er één in de 10 dagen is. We maken ons al tientallen jaren zorgen over de teruglopende visstand van de Waddenzee’.

Het gebruik van insecticiden in Vlaanderen wordt duur betaald met een catastrofale achteruitgang van insecten en insectivore soorten

Van de 1996 soorten op de gevalideerde Rode Lijsten, zijn 139 soorten de laatste 100 jaar uit Vlaanderen verdwenen. Van de overige geëvalueerde 1857 soorten zijn ongeveer één vierde Rode Lijstsoorten. Ze zijn sterk achteruit gegaan en/of hebben een kritisch niveau bereikt waardoor de soort op het punt staat te verdwijnen uit Vlaanderen. Uit de recente Rode Lijst van de dagvlinders in Vlaanderen blijkt dat 66 % van alle soorten dagvlinders die sinds het begin van de vorige eeuw in Vlaanderen voorkwamen in gevaar of uitgestorven zijn. In 2012 werden twee nieuwe Rode Lijsten opgesteld nl. de Rode Lijst amfibieën en reptielen en de Rode Lijst zoetwatervissen. In totaal is de helft van alle soorten amfibieën en reptielen in gevaar en/of uitgestorven. In de nieuwe Rode Lijst zoetwatervissen wordt 62 % van de zoetwatervissen in Vlaanderen als bedreigd of uitgestorven beschouwd.

Rondetafelgesprek in de gemeente Westerveld over lelieteelt en pesticiden

Omwonenden van leliepercelen in Westerveld voelen zich niet serieus genomen. Dat bleek op donderdagavond 6 maart 2014 tijdens een bijeenkomst over de lelieteelt in het gemeentehuis in Diever. Verschillende partijen konden hun standpunten toelichten over de effecten van gewasbeschermingsmiddelen. Het ging er fel aan toe in het bomvolle gemeentehuis. Omwonenden vrezen voor hun gezondheid als bollenboeren gebruik maken van middelen zoals metam-natrium om bijvoorbeeld grond te ontsmetten. De stoffen waaien uit over hun tuinen en onduidelijk is wat de effecten daarvan zijn op de volksgezondheid. Bijgevoegd een documentatie over dit thema van de hand van de toxicoloog Henk Tennekes. Naar het oordeel van Tennekes laat het Ctgb middelen toe die in de landbouw niets te zoeken hebben: het gebruik van metam-natrium verhoogt het risico op longziekten en het gebruik van imidacloprid roeit de insecten uit en daarmee ook alle soorten die van insecten afhankelijk zijn, zoals veel vogels van het boerenland. De gespreksleider in Westerveld deed pogingen de mensen met elkaar in gesprek te brengen. Tennekes, die deelnam aan de discussie, vroeg zich af waar je het in godsnaam over moet hebben als het cultuurlandschap door de boeren mag worden bezoedeld met uiterst giftige pesticiden.

Common montane birds are declining in northern Europe

Large-scale multi-species data on population changes of alpine or arctic species are largely lacking. Here we present a multi-national bird indicator for the Fennoscandian mountain range in northern Europe (Finland, Sweden and Norway), based on 14 common species of montane tundra and subalpine birch forest. The data were collected at 262 alpine survey plots, mainly as a part of geographically representative national breeding bird monitoring schemes. The area sampled covers around 1/4 million km2, spanning 10 degrees of latitude and 1600 km in a northeast–southwest direction. During 2002–2012, nine of the 14 bird species declined significantly in numbers, in parallel to higher summer temperatures and precipitation during this period compared to the preceding 40 yr. The population trends were largely parallel in the three countries and similar among montane tundra and subalpine birch forest species. Long-distance migrants declined less on average than residents and short-distance migrants.

A world without bees equals a world without food

For hundreds of years, miners toiling deep in the earth have taken small birds with them. If the air got bad, the canary died and the miners knew they had to get out fast or perish. Today we use the expression “a canary in the mine” to indicate an early warning. Honeybees are that warning species for people. In mid-September, we had a honeybee warning right here in South Minneapolis. First-year beekeeper Katherine Sill came home one day and saw thousands and thousands of bees on the pathway, some dead and some convulsing in their death throes. Katherine immediately phoned her bee mentor, Jenny Werner of the University of Minnesota Bee Squad. At almost the same time, neighboring beekeeper Mark Lucas was on the phone as well, having noticed that his bees were shaking on the edge of the hive and falling to the ground, dead. “They just come spilling out of the hive like they’re drunk,” said Lucas. The Bee Squad immediately got on the phone to warn Erin Rupp and Kristy Allen, co-owners of the Beez Kneez, a bee education company based in the Seward neighborhood, that their hive at Blake School in the Kenwood neighborhood might also be in danger.

De vergiftiging van de bewoners van een landbouwstadje in Californië met methylisothiocyanaat, een afbraakproduct van het bodemontsmettingsmiddel metam-natrium

Op 13 november 1999 veroorzaakten de dampen van metam-natrium afbraakproducten van een aardappelveld in de stad Earlimart ernstige ziekteverschijnselen (misselijkheid, hoofdpijn, ademhalingsmoeilijkheden, en irritaties van ogen en keel). Honderdvijftig bewoners werden geëvacueerd en 24 opgenomen in het ziekenhuis, terwijl talloze anderen vluchtten in hun eigen voertuigen of in hun huizen bleven omdat hen niet werd verteld om te vertrekken. Tot op heden lijden bewoners van Earlimart onder nieuwe of verergerde gevallen van astma en andere longziekten die zij toeschrijven aan dit incident.

De effectiviteit van biologische grondontsmetting is beter dan van Monam

Biologische grondontsmetting (BGO) is gebaseerd op het principe dat bij zuurstofloze vertering van grote hoeveelheden vers organisch materiaal afbraakproducten ontstaan, die voor de meeste aaltjessoorten dodelijk zijn. Bovendien zijn de zuurstofloze omstandigheden zelf ook lethaal voor deze organismen. Naast de effectiviteit tegen diverse soorten aaltjes zijn er ook goede effecten gemeten tegen de schimmels Verticillium dahliae en Fusarium oxysporum. Meestal wordt Italiaans raaigras, geteeld op het eigen bedrijf, gebruikt als organische stof. Voor het inwerken van de organische wordt de grond gefreesd en daarna gespit. Na het inwerken van de organische massa wordt de grond indien nodig beregend. Vervolgens wordt een folielaag aangebracht. Het economische perspectief van BGO is in de praktijk al gebleken bij de productie van asperge.

Kamervragen aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de gevolgen van het bestrijdingsmiddel metam-natrium op de volksgezondheid, het milieu en de natuur

Een Kamermeerderheid wil een tijdelijk verbod van het gebruik van landbouwgif in de lelieteelt. Dat bleek gisteren nadat meerdere partijen in de Kamer vragen over de kwestie stelden aan staatssecretaris van Economische Zaken Sharon Dijksma. LTO Noord vindt een verbod veel te voorbarig. Volgens de boerenorganisatie zijn er genoeg regels die risico's uitsluiten en wordt er op dit moment te emotioneel gereageerd op de kwestie. Vragen van de leden Ouwehand (Partij voor de Dieren), Jacobi (PvdA), Van Gerven (SP), Graus (PVV), Schouw (D66), Klaver (GL) en Klein (50Plus) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over de gevolgen van het bestrijdingsmiddel metam-natrium op de volksgezondheid, het milieu en de natuur.

Ziekteverschijnselen in Earlimart, Californië nadat een aardappelveld was behandeld met metam-natium

Op 13-11-1999 hebben zich ziekteverschijnselen voorgedaan in Earlimart, Californië nadat een aardappelveld aan de zuidelijke rand van de stad was behandeld met metam-natrium. Dit blijkt uit de medische dossiers van 173 patiënten die mogelijk hadden blootgestaan aan het vluchtige afbraakproduct methylisothiocyanaat (MITC), waarvan de lucht concentraties op dat moment op die plek met behulp van een lucht dispersie model op 0,5 - 1 ppm (ppm = 1 deeltje per 1.000.000 deeltjes) werd geschat. 170 Patiënten hadden symptomen die compatibel waren met blootstelling aan MITC, zoals irritatie van de ogen en bovenste luchtwegen (77,6%), niet-specifieke systemische symptomen (64,7%), en symptomen van de onderste luchtwegen (20.0%). 78,2% waren blootgesteld binnen 800 meter van de noordelijke rand van het behandelde gebied waar op dat moment de MITC concentraties hoger lagen dan de drempelwaarde van 800 ppb (ppb = 1 deeltje per 1.000.000.000 deeltjes) voor oogirritatie.

De toelaatbare blootstelling aan methylisothiocyanaat wordt overschreden na behandeling van akkers met Metam-Natrium

De emissie van methylisothiocyanaat (MITC) vanuit akkers die behandeld werden met het bodemontsmettingsmiddel metam-natrium (natrium-N-methyldithiocarbamaat) is een potentieel gevaar voor mens en milieu. We hebben de concentraties van MITC gemeten op drie hoogten boven twee akkers na de behandeling met metam-natrium in een dosering van 480 liter ha - 1 (166 kg werkzaam bestanddeel ha - 1) via directe injectie in de bodem. De hoogste MITC lucht concentratie was 7,4 ug m - 3 op 10 cm boven de grond (6-8 uur na het aanbrengen) en de laagste concentratie was 0,2 ug m - 3 op 200 cm boven de grond (30-35 uur na het aanbrengen). De geschatte blootstelling van de luchtwegen aan MITC varieerde tussen 0,35 en 0,02 mg dag -1 in het behandelde gebied. Daarmee wordt de ADI (Acceptable Daily Intake) van 0,001 mg kg lichaamsgewicht -1 voor MITC overschreden.