Ctgb gebruikt nieuwe richtsnoeren voor omzetting in bodem en uitspoeling naar grondwater

Op 1 mei 2015 stelde de EU (Standing Committee on Plants, Animals, Food and Feed) twee richtsnoeren vast voor de risicobeoordeling van uitspoeling van werkzame stoffen en metabolieten naar grondwater en de evaluatie van studies naar afbraak van werkzame stoffen en metabolieten in bodem. Het Ctgb implementeert beide richtsnoeren als volgt: Voor het opstellen van een werkzame stofdossier moeten beide richtsnoeren vanaf 1 mei 2015 worden gebruikt. Bij middelaanvragen moeten de richtsnoeren gebruikt worden als deze ook bij het stofdossier gebruikt zijn. Is dat nog niet het geval dan dient de aanvrager de in de EU vastgestelde eindpunten te hanteren ((SANCO/10328/2004– rev 8). Wanneer er echter op basis van de in de EU vastgestelde eindpunten geen veilig gebruik aangetoond kan worden, dan kunnen de nieuwe richtsnoeren gebruikt worden om de eindpunten aan te passen en/of de risicobeoordeling te verfijnen.

De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu gaat nadenken over gebruiksbeperkingen van neonicotinoïden

De FOD (Federale Overheidsdienst) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu heeft eerder een aantal verduidelijkingen gegeven over de beperkingen van het gebruik van enkele insecticiden die gevaarlijk zijn voor bijen, de zogenaamde neonicotinoïden. Die beperkingen werden uitgevaardigd in 2013. Deze tekst werd nu aangepast naar aanleiding van enkele recente evoluties, waaronder de publicatie van de EFSA Conclusies i.v.m. de risicobeoordeling voor bijen van de toepassingen van imidacloprid, thiamethoxam en clothianidin voor andere toepassingen dan als zaaizaadbehandelingsmiddel en als granulaat. In enkele woorden samengevat luiden de conclusies als volgt: a) In de gevallen waarin voldoende gegevens voorhanden waren om de risicobeoordeling te voltooien werd een hoog risico voor bijen vastgesteld of kon een risico althans niet worden uitgesloten, b) Voor een aantal toepassingen waren er onvoldoende gegevens om de risicobeoordeling te voltooien. De Europese Commissie zal nu samen met de lidstaten onderzoeken of de EU-goedkeuringen van de betrokken stoffen moeten worden aangepast. De FOD bestudeert momenteel de Conclusies ter voorbereiding van deze Europese bespreking.

Natuurbehoud vereist een radicale ommekeer naar niet-chemische plaagbeheersing en duurzame gifvrije landbouw

Bijen en andere bestuivende insecten - essentiële schakels in onze voedselproductie - lopen ernstig gevaar door bestrijdingsmiddelen. Dat blijkt uit een studie van de European Food Safety Authority (EFSA)[1]. Ongeveer een derde van de voedselgewassen is direct afhankelijk van bestuiving door onder andere bijen[2]. Het gaat slecht met honingbijen, wilde bijen en hommels in Nederland en Europa. De drie zogenaamde neonicotinoiden worden al jaren door wetenschappers aangewezen als voorname oorzaak. Dit zijn bestrijdingsmiddelen waarmee boeren plaaginsecten zoals bladluizen van hun gewassen weren. Bijen en hommels zijn daarbij onbedoeld slachtoffer. Een in 2013 ingesteld gedeeltelijk verbod heeft te weinig effect gehad op de toepassing van de pesticiden. In Nederland mag 85 procent van het gebruik van de stoffen gewoon blijven doorgaan, zo bleek uit eerder onderzoek door het Centrum voor Landbouw en Milieu[3]. Zo is het toegestaan fruitboomgaarden na de bloei te sproeien, het middel in kassen of bij de aardappelteelt te gebruiken, ondanks dat wetenschappelijk vaststaat dat deze praktijk de natuur om zeep helpt. Daarnaast bedingen sommige EU landen uitzonderingen op het deelverbod – zoals recentelijk Groot Brittannië voor behandeling van koolzaad[4].

In de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen verdwijnen de insecten, in Nederland zal het niet anders zijn

Naar aanleiding van de Internationale Dag van de Biodiversiteit waarschuwt de natuurbeschermingsorganisatie NABU in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen tegen dramatische ontwikkelingen bij de insecten. Meer dan 60 procent van de hommel soorten zijn uitgestorven in de regio Krefeld. Een soortgelijke situatie bestaat in de hoofdstad Düsseldorf bij de vlinders, waarvan 58 procent van de soorten reeds zijn verdwenen. "Om aandacht te vestigen op het uitsterven van soorten, hoeven we niet langer te wijzen naar het regenwoud - het gebeurt voor onze deur", zegt NABU districtsvoorzitter Josef Tumbrinck. Volgens onderzoek van entomologen gaat niet alleen het aantal insectensoorten maar ook het totale bestand van alle op een plaats voorkomende vliegende insecten dramatisch achteruit. Op diverse locaties heeft de Entomologische Vereniging Krefeld in de afgelopen drie jaar gegevens over insecten verzameld via gestandaardiseerde methoden en vergeleken met de testresultaten van 15 tot 25 jaar geleden. Hieruit bleken dramatische verliezen van 70 tot 80 procent van de biomassa van vliegende insecten.

Intensieve landbouw verdrijft de steenuil van het boerenland

De Steenuil (Athena noctua) is een vogel van het halfopen agrarische landschap met houtwallen en een korte vegetatie. Op plaatsen waar de vegetatie kort is, wordt lopend, huppend en soms rennend gejaagd op insecten en wormen. Regenwormen en insecten vormen met 75% het hoogste aandeel van het voedsel van de Steenuil. Bij de Steenuil lijkt zich dezelfde teruggang in talrijkheid te voltrekken als eerder bij de Kerkuil heeft plaatsgevonden. In de loop van de twintigste eeuw zijn door intensivering van de landbouw veel kleinschalige agrarische cultuurlandschappen aangetast of verdwenen. Het gevolg was een verlies van veel geschikte broedlocaties en een verarming van de prooidieren. Door het verdwijnen van geschikte nestplaatsen, het gebruik van bestrijdingsmiddelen en het verkeer, zijn de leefomstandigheden voor de Steenuil verslechterd. Door de sterke achteruitgang en het geringe aantal broedparen zijn er nog slechts een paar "versnipperde" rest-populaties overgebleven. De toegenomen afstand tussen deze populaties is nadelig voor de voortplantingsmogelijkheden met soortgenoten. De nog overgebleven Steenuilen verkeren in een weinig rooskleurige situatie.

Sinds de invoering van neonicotinoiden verdwijnen de vlinders op het boerenland

De boerenlandlandvlinders zijn in Nederland vanaf 1992 sterk achteruit gegaan. Dit blijkt uit de graslandgraadmeter. De achteruitgang is in het agrarisch gebied nog sterker dan in natuurgebieden, maar ook dan in stedelijk gebied. Uit de prachtige plaatjes van het vroegere boerenland kun je bedenken welke vlinders daar hebben rondgevlogen. Uit de beperkte gegevens die van vroeger beschikbaar zijn, en uit verslagen en collecties van vlinderaars, komt een gevarieerd beeld naar voren. De zilveren maan op de graslanden, soms vergezeld van de moerasparelmoervlinder. Drie verschillende soorten vuurvlinders en hele massa’s zandoogjes. Niet alleen veel soorten, maar ook gewoon heel veel vlinders. Dat kom je nu op het boerenland niet meer tegen.

Kamervragen over verhoogde bijensterfte in Nederland

Vragen van het lid Smaling (SP) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over het bericht «Weer hoge bijensterfte in Nederland» (ingezonden 12 augustus 2015). Vraag 1: Wat is uw reactie op het verdubbelen van de bijensterfte naar 18% afgelopen winter? Vraag 2: Kunt u reageren op de studie van bijenonderzoeker Van der Zee, die concludeert dat de hoge aantallen dode bijen verband houden met het gebruik van het insecticide Thiacloprid («als we die stof bij de bijenvolken vonden, was de kans op sterfte in de winter significant hoger»)? Vraag 3: Bent u bereid tot een totaalverbod van voor bijen gevaarlijke bestrijdingsmiddelen (Neonicotinoïden, Fipronil) op korte termijn? Vraag 4: Bent u bereid tot een totaalverbod, dan wel herbeoordeling van Thiacloprid? Voor de verdere vragen, zie bijlage.

Internationaal netwerk meldt hoge bijensterfte in 2014-2015, bijna 70.000 bijenvolken dood na de winter

De internationale onderzoekssamenwerking COLOSS die zich richt op honingbijen heeft voorlopige cijfers bekend gemaakt over het verlies van bijenvolken in de winter van 2014 op 2015. Er werden daarbij gegevens verzameld in 31 landen. Er werden daarbij door 23.234 bijenhouders cijfers over bijensterfte aangeleverd. Deze imkers hielden samen 469.249 bijenvolken. Daarvan bleken er 67.914 dood na de winter. Daarnaast ging 3% van de kolonies verloren vanwege onoplosbare problemen met de koningin na de winter. Er waren grote verschillen tussen de landen. De bijensterfte in Noorwegen bedroeg slechts 5%, maar was gemiddeld 25% in Oostenrijk. Het gemiddelde verlies aan bijenvolken over alle deelnemende landen in de winter van 2014-2015 bedroeg 17,4% . Dat is twee keer zo hoog dan in de winter van 2013 op 2014. COLOSS komt later in het jaar met een analyse van de risicofactoren die de bijensterfte in de winter van 2014 op 2015 nader verklaren. De Nederlandse Romée van der Zee van het Nederlands Centrum Bijenonderzoek is coördinator van de COLOSS Monitoring.

Het CBS heeft waarschijnlijk nog nooit van imidacloprid gehoord

Het gaat slecht met de meeste weidevogelsoorten in Nederland. De populaties van de grutto, scholekster, veldleeuwerik en graspieper laten al vanaf de jaren negentig een geleidelijke maar duidelijke daling zien. Dat blijkt uit vandaag verschenen cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).Het verdwijnen van weidevogels heeft volgens het CBS te maken met onder meer de schaalvergroting en intensivering in de landbouw. Zo gaan er veel nesten en kuikens verloren doordat er steeds vroeger en vaker gemaaid wordt. De weidevogelstand wordt volgens het CBS ook negatief beïnvloed door de verschuiving in de landbouw van 'gevarieerde, vochtige, kruidenrijke hooilanden' naar gedraineerde percelen met slechts één of twee soorten gras. Die zijn makkelijker machinaal te bewerken en leveren een hogere grasproductie op. Maar daardoor is er minder voedsel, dekking en rust voor weidevogels. "De schaalvergroting vindt al plaats sinds halverwege de vorige eeuw, maar gaat nog steeds door'', aldus het CBS. Volgens het statistiekbureau gaat er ook broedgebied voor weidevogels verloren door de uitbreiding van steden. In totaal verdween er sinds 1990 ruim 150.000 hectare grasland. Dat is een daling van ruim 14 procent. De weidevogelstand staat ook onder druk door roofdieren. "Soorten als de buizerd, bunzing, vos en egels hebben - naast veel andere prooien en aas - ook weidevogels op het menu staan", aldus het CBS.

Ctgb gaat een nieuw rekenmodel gebruiken om vast te stellen dat de glastuinbouw het oppervlaktewater met pesticiden bezoedelt

Met ingang van 1 januari 2016 hanteert het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) een nieuwe werkwijze bij de beoordeling van emissies uit bedekte teelten. Het huidige model voor emissies uit kassen stelt dat 0,1% van het gewasbeschermingsmiddel dat gebruikt wordt in een kas terechtkomt in het oppervlaktewater. Het is bekend dat dit model de werkelijkheid onderschat. Recent is een nieuwe Europese guidance bedekte teelten aangenomen, waarin het nieuwe rekenmodel is opgenomen. Daar zijn enkele opties voor de zuivering van afvalstromen ingebouwd. Bij gebruik van deze guidance zullen de berekende emissies uit kassen naar verwachting hoger liggen dan bij het huidige model. De guidance bedekte teelten gaat tegelijk voor zowel nieuwe aanvragen van stoffen als middelen gelden. De guidance heeft geen invloed op lopende aanvragen. Op dit moment brengt het Ctgb de impact van deze nieuwe guidance op onder andere de dossiervereisten in kaart. Zodra hier meer details over bekend zijn, zullen de aanvragers via de gebruikelijke kanalen en de website geïnformeerd worden.