Het Nederlandse oppervlaktewater kan halverwege deze eeuw ongeschikt worden voor de drinkwatervoorziening

Het Nederlandse oppervlaktewater kan halverwege deze eeuw van tijd tot tijd zo vervuild raken, dat het soms niet geschikt is om er drinkwater van te maken. Drinkwaterbedrijven moeten daarom overwegen een voorraad op te slaan voor moeilijke periodes. Dat staat in een rapport van het Rijksinstituut van Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat onlangs is gepubliceerd. De onderzoekers keken naar 11 zogeheten innamepunten in het stroomgebied van de Rijn en de Maas. Dat drinkwater komt bij 40 procent van de Nederlanders terecht. In de moeilijke periodes stroomt er minder water door de Rijn en de Maas en hun aftakkingen, zoals de IJssel. De lozingen van rioolwaterzuiveringsinstallaties, landbouw en industrie worden dan minder verdund. Dat kan dagen, maar ook maanden duren. Het RIVM-rapport concludeert onder meer dat er te veel bestrijdingsmiddelen in het water kunnen voorkomen in een droog jaar in combinatie met snelle klimaatverandering. Dat zou een keer in de bijna 5 jaar kunnen gebeuren. Voor sommige stoffen zouden zelfs de 'risicogrenzen' voor mensen kunnen worden overschreden.

Omvang lelieteelt bereikt recordhoogte in gemeente Westerveld

Uit de laatste inventarisatie van de omvang van de lelieteelt door de Stichting Bollenboos blijkt dat de totale oppervlakte van de lelieteelt in Westerveld sinds de eerste telling in 2001 nog niet eerder zo groot is geweest. Het resultaat van 2001 was 172 hectares lelies op 33 percelen. Uit de meest recente telling blijkt dat het in 2012 gaat om maar liefst 265 hectares lelies op 46 percelen. Het aantal hectares lelies in 2012 is een absoluut record. Gemiddeld ging het de afgelopen jaren om 201 hectare per jaar, uiteenlopend van 113 hectare in 2009 tot nu dus 265 hectare in 2012. Dit ondanks de toenemende zorg op provinciaal en landelijk niveau over de schadelijkheid van de lelieteelt voor de gezondheid van de omwonenden.

De blauwgraslanden en de kalkgraslanden (en daarmee ook de biodiversiteit aan planten en insecten) zijn zo goed als verdwenen

In de tweede helft van de twintigste eeuw is de biodiversiteit sterk verminderd. De grootste biodiversiteit aan planten en insecten wordt gevonden in weinig productieve graslanden, die vroeger veel voorkwamen. In de 20e eeuw is een zeer groot deel van het weinig productieve grasland (half-natuurlijk grasland) omgezet in hoogproductief grasland. Voorbeelden van weinig productieve graslanden zijn de blauwgraslanden, waarvan nu minder dan 0,1 procent van het areaal van rond 1900 over is, en de kalkgraslanden, die ten opzichte van 1900 nog maar 5 procent beslaan.

In halve eeuw ruim 60% minder vogels op het boerenland

Het aantal vogels op het boerenland is de afgelopen 50 jaar in Nederland met meer dan 60% afgenomen. In 1960 zaten er nog 1000 vogels op een vierkante kilometer, nu zijn dat er 300. Daarmee gaat het aantal boerenlandvogels in ons land harder achteruit dan in de rest van Europa. Het aantal broedparen is in 50 jaar tijd op het platteland met gemiddeld 61-73% afgenomen, dat komt neer op 3,3 tot 5,7 miljoen vogels minder. Het meest zorgwekkend is de afname van de aantallen veldleeuwerik (Alauda arvensis), patrijs (Perdix perdix) en zomertortel (Streptopelia turtur), alle drie met meer dan 90%.

Vuursalamander met uitsterven bedreigd

Het gaat niet goed met de vuursalamander (Salamandra salamandra), één van de grootste Europese amfibieën met een onmiskenbaar kleurpatroon; een zwarte kleur met gele vlekken en strepen. Hij wordt zelfs met uitsterven bedreigd. Dat is ernstig, want het is een van de in totaal maar zestien soorten amfibieën in Nederland. De vuursalamander komt voor in Zuid-Limburg. Een paar jaar terug werden er nog honderden gespot, nu zijn het er nog maar een paar. De vuursalamander laat op basis van de monitoringsdata in de periode 1997-2011 een sterke afname zien. De jaarlijkse achteruitgang is gemiddeld 9%. Over de hele periode is er sprake van een achteruitgang van 75%. Hoewel er over de hele periode sprake is van variatie in het waargenomen aantal dieren, is het aantal vuursalamanders in 2011 opvallend laag. Een bekende oorzaak voor de achteruitgang en het uitsterven van amfibieën wereldwijd is chytridiomycose.

Het aantal wespendieven op de Veluwe neemt vanaf de jaren negentig beduidend af

Voor een goed natuurlijk evenwicht op de Veluwe zouden er ongeveer 150 paren wespendieven moeten zijn. Dat zijn er nu ongeveer 90. Dit blijkt uit onderzoek in opdracht van de provincie. Het onderzoek is in opdracht van de provincie Gelderland vond plaats in twee gebieden op de Veluwe en in de buurt van Lochem (bijlage). Om gegevens te verzamelen zijn de vogels tussen 2008 en 2010 intensief gevolgd. Een van de mogelijke oorzaken van de achteruitgang heeft te maken met wespen.

Het ultieme bewijs dat imidacloprid bijensterfte veroorzaakt is geleverd

Het ultieme bewijs voor de bepalende rol van het neonicotinoide insecticide imidacloprid bij de sinds enkele jaren sterk verhoogde bijenvolksterfte (tabel 5 in de bijlage) wordt geleverd met een wiskundige vergelijking [Ln t50 (uren) = 5.11 – 0.22 Ln c (microgram L-1 of kg-1)] die het verband beschrijft tussen de blootstellingsconcentraties (c) en blootstellingstijd totdat een dodelijke werking (t50) optreedt. Als je dus weet met hoeveel imidacloprid de nectar en het stuifmeel (dat was meegenomen naar de bijenkast) besmet waren, kun je uitrekenen na hoeveel tijd bijensterfte zal optreden. Dat bleek in het onderhavige geval (op basis van literatuurgegevens) binnen 14 dagen te zijn. Aangezien winterbijen een levensverwachting van enkele maanden hebben, betekent deze dodelijke werking dus gegarandeerd het einde van een bijenvolk.

Een grote doorbraak - Het werk van de Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes wordt nu omarmd door EFSA

Een kwestie die de Europese voedselautoriteit (EFSA) onder grote druk opnieuw tegen het licht houdt: de schadelijkheid van een in de jaren negentig geïntroduceerde nieuwe soort pesticiden. De aanwijzingen dat er een verband is tussen neonicotinoïden en bijensterfte worden steeds sterker. Al in 2003 verbood Frankrijk het gebruik van de insecticide Gaucho (werkzame stof: imidacloprid) van fabrikant Bayer voor gebruik op maïs. Eind juni besloot het ook het gebruik van Syngenta's Cruiser (werkzame stof: thiamethoxam) op koolzaad te verbieden. Maar ook in dit geval was het standpunt van EFSA tot voor kort: niets aan de hand. Juni dit jaar kwam de Europese voedselautoriteit dan toch in beweging. 'Ze geven nu eindelijk gehoor aan de kritiek die er al negen jaar is op het bestaande risicokader,' zegt Jeroen van der Sluijs, universitair hoofddocent Nieuwe Risico's in Utrecht en gasthoogleraar in Versailles. 'Het werk van de Nederlandse toxicoloog Henk Tennekes wordt nu omarmd door EFSA. Een grote doorbraak.' Tennekes liet zien dat neonicotinoïden bij langdurige blootstelling al bij een zeer lage dosis een verwoestend effect kunnen hebben.

De boerenlandvogels verdwijnen in een pijlsnel tempo

Het aantal boerenlandvogels zoals veldleeuwerik en patrijs blijft achteruit hollen. BirdLife International houdt de stand bij van in totaal 37 soorten boerenlandvogels, zoals veldleeuwerik, patrijs, geelgors Emberiza citrinella en graspieper. Deze 37 samen laten een achteruitgang zien van 52% sinds 1980, in totaal gaat het om ruim 300 miljoen minder vogels. In de Top 10 van de snelste dalers staan verschillende kenmerkende soorten van het Nederlandse boerenland, zoals patrijs Perdix perdix (66% afname in Europa, 95% afname in Nederland), grutto Limosa limosa (55% afname in Europa, 60% afname in Nederland), graspieper Anthus pratensis (51% afname in Europa, 50% afname in Nederland) en kneu Carduelis cannabina (49% afname in Europa, 50-75% afname in Nederland).

De akkerbouw op hogere zandgronden veroorzaakt normoverschrijdingen van bestrijdingsmiddelen in grond- en oppervlaktewater

De normen voor bestrijdingsmiddelen in grond- en oppervlaktewater worden in Overijssel vaak overschreden (32% van de metingen in het grondwater en 40% van de metingen in oppervlaktewater). De belangrijkste overschrijdingen in het grondwater worden aangetroffen in de (hogergelegen) zandgronden. De belangrijkste probleemteelten voor uitspoeling naar het grondwater zijn uien, lelies, wintertarwe, suikerbieten, consumptieaardappelen en zetmeelaardappelen. Akkerbouwgebieden op bodems met een laag organisch stof gehalte zijn gevoelig voor uitspoeling van bestrijdingsmiddelen.